Ezekiel 38

52) heilig,

Zie boven Ezech. 20:12.

Eze 20.12
1) zet uw aangezicht

Zie boven Ezech. 6:2.

Eze 6.2

2) Gog,

Door dezen Gog kan men vooreerst en eensdeels verstaan de koningen van Syri‰ en Klein-Azi‰, bijzonderlijk den beruchten tiran Antiochus Epifanes, die ten tijde der Maccabe‰n het Joodse volk gruwelijk heeft getiranniseerd, en allerlei volk in zijne krijgsheiren gevoerd; te meer, omdat de wrede Scyten [afkomstig van Magog] of Tartaren, enz. niet lang v¢¢r den tijd dezer profetie‰n [Euseb. in Chron.] gelijk Nebukadnezar elders bezig was, [zie Jer. 49:35], waren doorgedrongen tot in Syri‰ en aan het Joodse land en de stad Scytopolis, dat is, stad der Scyten, [Plin. lib. 5, cap. 18], den naam hebben gegeven, en de afgodische stad Hierapolis, den naam van Magog, [Plin. lib. 5, cap. 23], naar hun voorvader en hun land [Gen. 10:2]; en buiten dat, de naam van den koning Gug, of Gyg, dat is, Gyges, overeenkomende met Gog, aldaar welbekend was, en Antiochus deze zijn vreemde voorzaten in wreedheid gans gelijk. Ten tweede en voornamelijk moet men door Gog en Magog wijders verstaan alle vijanden der kerk van het Nieuwe Testament, en bijzonderlijk den Anti-christ met zijn gansen aanhang, die in Scytische wreedheid en bloedige vervolgingen van de kerk die allen teboven gaat. Vergelijk Openb. 20:8, enz. Sommigen verstaan bijzonderlijk den Turk.

Jer 49.35 Ge 10.2 Re 20.8

3) het land van Magog,

Of, Gog des lands van Magog, of [uit] het land Magog.

4) hoofdvorst

Anders, vorst [en] hoofd, of vorst des hoofds, of der hoofden van, enz. Het is zoveel als souverein, monarch, grote chan.

5) Mesech en Tubal;

Zie van deze beide Gen. 10:2, en boven Ezech. 27:13.

Ge 10.2 Eze 27.13
6) Ik [wil] aan u, o Gog,

Zie boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8
7) omwenden,

Wenden en keren, gelijk men een paard met den toom, of de vissen met haken en angels, omwendt.

8) haken in uw kaken leggen,

Zie boven Ezech. 29:4.

Eze 29.4

9) uitvoeren,

Door mijn verborgen regering zult gij daaraan willen en moeten, opdat Ik eer aan u behale; vergelijk onder Ezech. 38:16,17.

Eze 38.16,17

10) volkomen wel gekleed zijn,

Hebreeuws, geklede, of beklede der volkomenheid; dat is, uitermate en wel toegerust en van alles wel voorzien.

11) Perzen, Moren en Puteers met hen,

Gelijk boven Ezech. 27:10.

Eze 27.10
12) Gomer en al zijn benden,

Zie Gen. 10:2.

Ge 10.2

13) Togarma,

Zie Gen. 10:3, boven Ezech. 27:14.

Ge 10.3 Eze 27.14
14) Zijt bereid en maakt u gereed,

Dit is ene beschimping van Gogs grote toerusting.

15) wacht.

Wees als hunlieder wachter, pas op hen, doe uw best om hun kloekelijk voor te gaan en te beschermen; spottenderwijze gesproken.

16) bezocht worden;

Dat is, gestraft, zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

17) laatste der jaren

Ten tijde die van mijne profeten is voorzegd, na de verlossing uit Babel, en inzonderheid na de komst van den Messias.

18) dat wedergebracht is van het zwaard,

Dat is, welks inwoners wedergebracht zullen zijn, enz., dat is verlost uit Babel, alzo in het volgende; en inzonderheid alle gelovigen, die door den Messias ten tijde van het Nieuwe Testament geestelijk zullen verlost zijn, en in Gods kerk, [door de bergen van Isra‰l afgebeeld] met een geestelijk vertrouwen wonen en uit vele vervolgingen behouden zijn.

19) dat [land] uit de volken zal uitgevoerd zijn,

Dat is, de inwoners van het voorzegde land.

20) zij allemaal zeker zullen wonen.

Dat is, inwoners, zonder achterdenken en in vrede zullen leven in hun land; vergelijk Ezech. 38:11.

Eze 38.11
21) raadslagen in uw hart zullen opkomen,

Hebreeuws, woorden, dingen; maar het Hebreeuwse woord wordt ook elders voor raadslagen genomen; zie 1 Kon. 1:7, met de aantekening.

1Ki 1.7
22) zeggen:

Bij uzelven, dat is denken en voornemen.

23) dorpland,

Waar geen bemuurde vaste steden in zijn, gelijk volgt; waar men in rust, in stilte zonder kwaad achterdenken leeft, gelijk Ezech. 38:8.

Eze 38.8
24) hand te wenden

Dat is, uwe macht uit te strekken; alzo 2 Sam. 8:3; zie aldaar.

2Sa 8.3

25) verkregen heeft,

Hebreeuws eigenlijk, is makende.

26) midden des lands.

Of, op de hoogte. Hebreeuws, den navel. Zie Richt. 9:37.

Jud 9.37
27) Scheba, en Dedan,

Zie van beiden Gen. 10:7; idem boven Ezech. 27:15,20,22.

Ge 10.7 Eze 27.15,20,22

28) Tarsis,

Gelijk boven Ezech. 27:12,25. Zie Gen. 10:4.

Eze 27.12,25 Ge 10.4

29) leeuwen

Versta, scherpe en gewinzuchtige kooplieden en handelaars, die naar den roof haken als jonge leeuwen, die zullen zich bij u voegen en u volgen, om mededeel aan den buit van Isra‰l te hebben.

30) gewaar worden?

Dat is, mijn toorn en straf ondervinden of ervaren? uit vergelijking van Ezech. 38:16,18; ja gewisselijk, wil de Heere zeggen, gij zult ervaren wat het is, mijn gerust en stil volk te storen.

Eze 38.16,18
31) zult dan komen

Of, zult gij niet komen? enz., vragenderwijze, gelijk in het einde van Ezech. 28:14, alzo in het volgende.

Eze 28.14
32) geheiligd worden.

Gelijk boven Ezech. 28:22; vergelijk onder Ezech. 38:23, en Ezech. 39:27, enz.

Eze 28.22 38.23 39.27
33) Zijt gij die,

Dat is, gij zijt zekerlijk diezelfde, en daarom zult gij alzo doen, en het zal u eindelijk zo gaan, als Ik besloten en door mijne dienstknechten geprofeteerd heb, onder verscheidene titels en benamingen van de vijanden mijner kerk.

34) dienst Mijner knechten,

Hebreeuws, hand.

35) profeten Isra‰ls,

Als, voornamelijk door Ezechi‰l hier, Dan. 8: en Dan. 11, en vele andere tevoren, in het Oude Testament; gelijk voorts in gelijkvormigheid van dien, door de apostelen Paulus en Johannes n het Nieuwe Testament geschied is, enz. Zie Openb. 10:7.

Re 10.7

36) die in die dagen geprofeteerd hebben,

Anders: die in de dagen van die jaren geprofeteerd hebben.

37) hen zou aanbrengen?

Isra‰l, mijn volk.

38) neus zal opkomen.

Of, aangezicht, gelaat. Menselijk van God gesproken om zijn ijver en toorn uit te drukken.

39) heb gesproken

Anders: Ik zal spreken.

40) ijver,

Over en voor mijn volk, en tegen zijne vijanden.

41) Zo er niet,

Een afgebroken rede, in het eedzweren gebruikelijk; zie boven Ezech. 34:8.

Eze 34.8
42) aangezicht

Dat is, verschrikkelijke tegenwoordigheid, of toornigheid [zie Ps. 21:10], die ik door mijne oordelen over deze vijanden zal bewijzen, waardoor zich alles [om zo te spreken] zal ontzetten en schrikken wat er is. Figuurlijke manier van spreken.

Ps 21.9

43) aardbodem zijn;

Hebreeuws, aangezicht.

44) steile plaatsen

Of, trappen, ophangen, hoge torens.

45) muren

Hebreeuws, muur zal, enz.

46) roepen

Dat is, krijg, moord en verwoesting zal Ik over Gog beschikken. Zie Jer. 25:29.

Jer 25.29

47) op al Mijn bergen,

Of, voor, dat is, ten beste, om den wil mijner bergen, dat is, mijner kerk.

48) ieder zal tegen zijn broeder zijn.

Der vijanden. Dit ziet op de vijandschap en oorlogen, die tussen de koningen van Syri‰ gerezen zijn, waardoor zij elkander bedorven en verwoest hebben; evenzo hebben dikwijls de dienaars van den Antichrist gedaan, tot verlossing en rust van Gods kerk. Vergelijk wijders de histori‰n Richt. 7:22; 2 Kron. 20:23.

Jud 7.22 2Ch 20.23
49) bloed;

Dat is, doodslag en moord.

50) plasregen, en grote hagelstenen,

Zie Ps. 11:6, en boven Ezech. 13:11, met de aantekening.

Ps 11.6 Eze 13.11
51) groot maken,

Dat is, bewijzen dat Ik de God Isra‰ls, de enige ware, almachtige, getrouwe en rechtvaardige God ben, die mijn volk wel om den wil hunner zonden kastijd, doch niet verlaat, maar eindelijk verlost, en al hunne vijanden demp, en maak dat men mij daarvoor kenne en roeme. Vergelijk boven Ezech. 38:16, en Openb. 15:3,4.

Eze 38.16 Re 15.3,4
Copyright information for DutKant