Ezekiel 38:2-3

1) zet uw aangezicht

Zie boven Ezech. 6:2.

Eze 6.2

2) Gog,

Door dezen Gog kan men vooreerst en eensdeels verstaan de koningen van Syri‰ en Klein-Azi‰, bijzonderlijk den beruchten tiran Antiochus Epifanes, die ten tijde der Maccabe‰n het Joodse volk gruwelijk heeft getiranniseerd, en allerlei volk in zijne krijgsheiren gevoerd; te meer, omdat de wrede Scyten [afkomstig van Magog] of Tartaren, enz. niet lang v¢¢r den tijd dezer profetie‰n [Euseb. in Chron.] gelijk Nebukadnezar elders bezig was, [zie Jer. 49:35], waren doorgedrongen tot in Syri‰ en aan het Joodse land en de stad Scytopolis, dat is, stad der Scyten, [Plin. lib. 5, cap. 18], den naam hebben gegeven, en de afgodische stad Hierapolis, den naam van Magog, [Plin. lib. 5, cap. 23], naar hun voorvader en hun land [Gen. 10:2]; en buiten dat, de naam van den koning Gug, of Gyg, dat is, Gyges, overeenkomende met Gog, aldaar welbekend was, en Antiochus deze zijn vreemde voorzaten in wreedheid gans gelijk. Ten tweede en voornamelijk moet men door Gog en Magog wijders verstaan alle vijanden der kerk van het Nieuwe Testament, en bijzonderlijk den Anti-christ met zijn gansen aanhang, die in Scytische wreedheid en bloedige vervolgingen van de kerk die allen teboven gaat. Vergelijk Openb. 20:8, enz. Sommigen verstaan bijzonderlijk den Turk.

Jer 49.35 Ge 10.2 Re 20.8

3) het land van Magog,

Of, Gog des lands van Magog, of [uit] het land Magog.

4) hoofdvorst

Anders, vorst [en] hoofd, of vorst des hoofds, of der hoofden van, enz. Het is zoveel als souverein, monarch, grote chan.

5) Mesech en Tubal;

Zie van deze beide Gen. 10:2, en boven Ezech. 27:13.

Ge 10.2 Eze 27.13
6) Ik [wil] aan u, o Gog,

Zie boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8
Copyright information for DutKant