Ezekiel 43:13

33) altaars,

Versta, het brandofferaltaar, afbeeldende den Heere Christus, met zijn enig zoenoffer, waarmede alle gelovigen in de vier hoeken der wereld gemeenschap hebben; idem, in en op welken zij hun geestelijke offeranden Gode opofferen. Zie Hebr. 13:10, en 1 Petr. 2:5.

Heb 13.10 1Pe 2.5

34) ellen,

Zie boven Ezech. 40:5.

Eze 40.5

35) boezem

Of, schoot; dat is, voet of bodem, die onder rondom ging, en alles, wat daarop rustte, als in zijn schoot ontving, vestigde en ondersteunde. Zie Ezech. 43:14 en Ezech. 43:17.

Eze 43.14,17

36) el, en een el

Versta, in hoogte.

37) breedte;

Dat is, dikte.

38) einde

Hebreeuws, grens; dat is, het uiterste van dezen boezem.

39) rand rondom een span;

Hebreeuws, lip.

40) rug des altaars.

Dat is, het onderste deel, het steunsel van al de rest, als wanneer iemand op den rug ligt.

John 19:34-35

55) doorstak Zijn

Namelijk •f uit moedwil, •f om te zien of Hij waarlijk dood was.

56) water uit.

Dit is een teken dat hij het hart heeft doorstoken, hetwelk ligt in een vel, waarin waterachtige vochtigheid besloten is, tot verkoeling van het hart.

57) die het gezien heeft,

Namelijk Johannes zelf. Zie Joh. 19:27.

Joh 19.27

58) getuigd, en zijn

Namelijk dat bloed en water uit Zijne zijde gevloten is.

59) hetgeen waar is,

Grieks waarachtige; namelijk zaken.

60) geloven moogt.

Namelijk dat in Christus vervuld is hetgeen in het Oude Testament door de reiniging met water en door de bloedstorting der offeranden is afgebeeld geweest; te weten dat Hij door Zijnen dood ons verkregen heeft niet alleen vergeving der zonden, maar ook de reiniging der zonden door Zijn Heiligen Geest. Zie de aantekeningen 1 Joh. 5:6.

1Jo 5.6
Copyright information for DutKant