‏ Ezekiel 47:12

31) oever,

Hebreeuws, lip.

32) allerlei spijsgeboomte,

Hebreeuws, alle geboomte der spijs; dat is, allerlei vruchtdragend geboomte, dat ter spijs bekwaam, of eetbaar is; zie boven Ezech. 47:7.

Eze 47.7

33) blad niet zal afvallen,

Zie Ps. 1:3.

Ps 1.3

34) vergaan;

Of, ophouden, verteerd worden.

35) in zijn maanden

Dat is, alle maanden zal dat geboomte nieuwe vrucht dragen; vergelijk Openb. 22:2.

Re 22.2

36) nieuwe vruchten voortbrengen;

Of, uitnemende, gelijk de eerste rijpe vruchten, die zeer aangenaam zijn; zie Micha 7:1.

Mic 7.1

37) wateren vlieten

Waar het aan wast, en waar het van bevochtigd wordt.

38) heiligdom;

Zie boven Ezech. 47:1. Daarom zal zijn vrucht vast en zeker gaan.

Eze 47.1

39) heling.

Of, stamping, stoting, gelijk men bladeren en kruiden pleegt te stoten, om in dranken of pleisters te gebruiken.

Copyright information for DutKant