Ezekiel 7:21
74) het in de hand Te weten die schoonheid van mijn sieraad. 75) vreemden Te weten volken, als van de Chalden of Babylonirs, die den tempel beroofd, verstoord en verbrand hebben; 2 Kon. 25:9, enz.; 2 Kron. 36:18,19. 2Ki 25.9 2Ch 36.18,19 76) goddelozen der aarde Versta dezelfde Chalden, bij welke geen vreze Gods, gene gerechtigheid, noch medelijden jegens de mensen zou zijn. 77) ontheiligen. Te weten met plunderen, moorden, schenden en branden; idem met het goud, zilver, koper en de heilige vaten daaruit te nemen en tot onheilige gebruiken te eigenen; 2 Kon. 25:13,14,15, enz.; Dan. 1:2, en Dan. 5:3. 2Ki 25.13,14,15 Da 1.2 5.3Ezekiel 28:16
45) veelheid uws koophandels Of, grootheid. 46) zij het Te weten die met u gehandeld hebben. 47) midden van u Dat is, uw hart, of het midden van uw stad. 48) geweld Dat gij genegen zijt geworden tot allerlei overlast, of dat gij vergaderd hebt grote schatten, door geweld verkregen. 49) vervuld, Anders: zijn zij [in het] midden van u vol van, enz. 50) ontheiligen Als onrein en onheilig verstoten; vergelijk Ezech. 28:7. Eze 28.7 51) Gods berg, Van de heerlijkheid, door welke gij met mijnen berg [boven Ezech. 28:14] waart te vergelijken, verachtelijk verworpen. Eze 28.14 52) overdekkende cherub! Gelijk Ezech. 28:14. Eze 28.14 53) uit het midden der vurige stenen! Dat gij van al uwe pracht zult ontbloot zijn, Ezech. 28:14. Eze 28.14
Copyright information for
DutKant