Ezekiel 8:11
39) zeventig mannen uit de oudsten Sommigen verstaan door dezen de zeventig raadsheren van wie gesproken is Num. 11:16, welker president Jazanja zou mogen geweest zijn; maar men kan ook door dezen wel verstaan andere personen, die aanzien hadden onder het volk, f door hun ouderdom, f betrekking, of enige reden, om welke zij anderen een voorbeeld tot het goede behoorden te zijn. Nu 11.16 40) het huis Israls, Dat is, van het volk Juda. Zie boven Ezech. 7:2. Eze 7.2 41) Jazanja, Men leest onder Ezech. 11:1 van een anderen Jazanja, die de zoon van Azzur was. Eze 11.1 42) stonden Dat is, dienden de afgodische beeltenissen; zie Deut. 10:8. De 10.8 43) voor hun aangezichten; Te weten de afgemaalde beelden. 44) overvloedige wolk des reukwerks ging op. Hebreeuws, de overvloedigheid van een wolk; dat is, een overvloedige wolk of nevel.
Copyright information for
DutKant