Ezekiel 8:16

52) binnenste voorhof van het huis des HEEREN;

Zie boven Ezech. 8:3.

Eze 8.3

53) het voorhuis

Zie hiervan 1 Kon. 6:3.

1Ki 6.3

54) het altaar,

Te weten het brandofferaltaar. Anderen verstaan het reukaltaar, dat in het heilige was.

55) vijf en twintig mannen;

Welken enigen menen geweest te zijn degenen, waarvan gesproken wordt onder Ezech. 11:1, waar zij vorsten des volks genaamd worden, dat is regeerders en oversten in het land.

Eze 11.1

56) den tempel des HEEREN,

Dat is, naar het heilige en heilige der heiligen, waarin de ark was, een teken van Gods genadige tegenwoordigheid onder die volken.

57) naar het oosten,

Dat is, met hun rug naar het westen, even gelijk de heidenen; maar de Joden moesten zich wenden met het aangezicht naar het westen, waar de ark Gods was in het heilige der heiligen.

58) bogen zich neder naar het oosten voor de zon.

Dat is, riepen de zon aan, en bewezen haar godsdienstige eer tegen het uitgedrukte bevel Gods; Deut. 17:2,3, enz.

De 17.2,3
Copyright information for DutKant