Ezra 2:2

3) Zerubbabel,

Zie boven, Ezra 1:8. Deze wordt Soro-babel genoemd, #Matth. 1:13. Jesua [anders Jozua] was priester. Zie onder, Ezra 3:2,9; Hagg. 1:1. Dezen waren hoofden en leidslieden des volks, met de andere oversten hierbij genoemd. Vergelijk dit register [dat sommigen menen in Babyloni‰ gesteld te zijn] met het andere. Neh. 7:6,7, enz., hetwelk gesteld, of immers overzien, schijnt te wezen in Juda, enigen tijd na de aankomst; er is enige verscheidenheid van namen en getal, overmits enige opgetekenden mogen achtergebleven of onderweg gestorven zijn, en andere naderhand aangekomen en bijgevoegd, gelijk in zulke optochten pleegt te gebeuren. Ook worden sommige namen verscheidenlijk in beide plaatsen gesteld, gelijk de lezer uit de vergelijking zal vernemen.

Ezr 1.8 Mt 1.13 Ezr 3.2,9 Hag 1.1 Ne 7.6,7

4) volks van Isra‰l.

Des gemenen volks, die onder het beleid van de voorgenoemde hoofden optogen.

Ezra 3:2

4) Jesua,

Zie boven, Ezra 2:2.

Ezr 2.2

5) broederen,

Dat is, verwanten, bloedvrienden, en zo in het volgende.

6) zoon van Sealthiel,

Dat is, kindskind; want hij was een zoon van Pedaja, die Sealthi‰ls zoon was; 1 Kron. 3:17,18,19. Hij wordt Matth. 1:12 Salathi‰l genoemd.

1Ch 3.17,18,19 Mt 1.12

7) man Gods.

Zie Richt. 13:6.

Jud 13.6

Ezra 4:2-3

3) Laat ons

Veinzende vriendschap en gemeenschap der religie maar zoekende onder dien dekmantel het goede werk te beletten, of hun afgoderij in den tempel in te voeren, of met den reinen godsdienst te vermengen. Zie 2 Kon. 17:29,30,31,32,33,34. Daarom is dit huichelachtig verzoek hun afgeslagen.

2Ki 17.29,30,31,32,33,34

4) Hem geofferd

Anders, wij hebben niet geofferd.

5) Esar-haddon,

Die Sanheribs zoon was, en na hem geregeerd had; 2 Kon. 19:37.

2Ki 19.37
6) betaamt niet,

Hebreeuws, ulieden en ons niet; of, gijlieden en wij hebben niet; te weten, met elkander te doen in deze zaak.

7) alleen

Aldus kan het Hebreeuwse woord Jachad [dat dikwijls tezamen, tegelijk, met elkander, bijeen, ineen betekent] hier bekwamelijk genomen worden, gelijk Jachis ook een enigen, eenlijken, eenzamen betekent. Zie van gelijke Job 34:29; Hos. 11:7; idem Ps. 33:15. Anders, wij [die hier] tezamen [zijn,] zullen, enz. Of, wij [alleen] zullen tezamen, enz.

Job 34.29 Ho 11.7 Ps 33.15
Copyright information for DutKant