Ezra 5:1-2

1) zoon van Iddo,

Dat is, zoonszoon; want hij was een zoon van Barechja, die een zoon was van Iddo; Zach. 1:1.

Zec 1.1

2) profeteerden

In het tweede jaar van den koning Darius. Zie Hagg. 1:1; Zach. 1:1.

Hag 1.1 Zec 1.1

3) naam des Gods

Dat is, door bevel.

4) [profeteerden zij]

Bevelende hun het bouwen des tempels te hervatten.

5) Zerubbabel,

Die de gevangenen uit Babel hadden opgevoerd. Zie boven, Ezra 2:2, en Ezra 3:2, en Ezra 4:2,3.

Ezr 2.2 3.2 4.2,3

6) ondersteunden.

De ijverigen door het woord des Heeren sterkende en de tragen bestraffende. Zie Hagg. 1:2; Zach. 1:16, enz.

Hag 1.2 Zec 1.16
Copyright information for DutKant