Ezra 9:11
20) dienst Uwer knechten, Hebreeuws, hand. 21) vuil land, Hebreeuws, een land der afzondering; een gelijkenis van een vrouw, of iemand anders, die om enige onreinheid van der mensen gezelschap wordt afgezonderd; zie Lev. 12:2; Num. 19:9, enz. Le 12.2 Nu 19.9 22) van het ene einde Hebreeuws, van mond tot mond; dat is, overal, van het ene einde tot het andere, of alzo, dat de ene onreinheid op de andere geduriglijk gevolgd is. Vergelijk 2 Kon. 10:21, en 2 Kon. 21:16. 2Ki 10.21 21.16 Ezekiel 24:13
40) gereinigd heb, Door de vermaningen, waarschuwingen en dreigementen mijner profeten tevergeefs gezocht heb te reinigen, zo zal Ik nu een anderen weg met u ingaan. 41) rusten. Zie boven Ezech. 5:13. Eze 5.13 Ezekiel 36:17
33) weg en met hun handelingen; Zie Gen. 6:12. Ge 6.12 34) afgezonderde [vrouw]. Zie Lev. 15:19,24, met de aantekening. Le 15.19,24 Ezekiel 39:24
1 Thessalonians 4:7
14) onreinheid Hieronder begrijpt de apostel niet alleen de ontuchtigheid, maar ook de gierigheid en onrechtvaardigheid, waardoor de ziel zelve bezoedeld wordt. James 1:21
74) afgelegd hebbende Dit is het eerste deel der ware bekering, het kwaad te laten; Ps. 34:15; Jes. 1:16. Ps 34.14 Isa 1.16 75) vuiligheid en Dat is, zonde die vuil en stinkend voor God is, en vooral die vuile en lelijke zonden, die vermeld worden door den apostel Petrus, 1 Petr. 4:3. 1Pe 4.3 76) overvloed van boosheid, Dat is, alle overvloeiende en uitstekende boosheid. De christenen moeten alle boosheid, hoedanig die zij, afleggen, 1 Cor. 5:7; 1 Petr. 2:1, maar inzonderheid, die uitsteekt en overvloeit. 1Co 5.7 1Pe 2.1 77) ontvangt met zachtmoedigheid Namelijk door geloof en gehoorzaamheid. 78) het Woord, Dat is, de leer van het Evangelie. 79) dat in [u] geplant wordt, Grieks ingeplant; namelijk door den dienst der leraren, die planten en nat maken, 1 Cor. 3:6, en het woord, als een onvergankelijk zaad in de harten der mensen zaaien, waardoor zij wedergeboren worden en opwassen. Zie Luk. 8:11; 1 Petr. 1:23, en 1 Petr. 2:2. 1Co 3.6 Lu 8.11 1Pe 1.23 2.2 80) kan zaligmaken. Namelijk vergezeld zijnde met de kracht en werking van de Heiligen Geest, en door het geloof aangenomen; Joh. 3:5. Joh 3.5
Copyright information for
DutKant