Galatians 3:13

44) verlost

Grieks uitgekocht uit den vloek. Want deze verlossing is geschied door betaling van een rantsoengeld voor ons; Matth. 20:28; 1 Tim. 2:6.

Mt 20.28 1Ti 2.6

45) van den vloek

Dat is, van de straf, tijdelijke en eeuwige, die de wet den overtreders dreigt, en die wij door onze overtredingen verdiend hadden.

46) een vloek geworden

Dat is, heeft den toorn Gods en de straf der zonden op zich genomen, om die te dragen en daarmede Gods straffende gerechtigheid te voldoen.

47) voor ons; want

Dat is, in onze plaats, gelijk onze borg; Hebr. 7:22.

Heb 7.22

48) er is geschreven:

Namelijk Deut. 21:23.

De 21.23

49) aan het hout hangt.

Dat is, aan het kruis opgehangen wordt. Zie Hand. 5:30; 1 Petr. 2:24; hetwelk te verstaan is, niet dat zij allen zouden verdoemd zijn, die gekruisigd worden [want het tegendeel blijkt uit het voorbeeld van den bekeerden moordenaar, Luk. 23:43], maar omdat God deze wijze van straf, als zijnde de wreedste en smadelijkste, tot een voorbeeld gesteld heeft van de straf, die Zijn Zoon, om ons van den vloek te verlossen, zou moeten lijden.

Ac 5.30 1Pe 2.24 Lu 23.43
Copyright information for DutKant