Genesis 1:10

23) zee‰n;

Er staat niet: zee, maar: zee‰n, omdat door dit woord bij de Hebre‰n niet alleen verstaan wordt de grote zee, gelijk Pred. 1:7, maar ook andere zee‰n, poelen, meren en alle verzamelingen, der wateren. Zie Gen. 14:3; Exod. 14:23; Num. 34:11; Matth. 4:18; Joh. 21:1, en elders.

Ec 1.7 Ge 14.3 Ex 14.23 Nu 34.11 Mt 4.18 Joh 21.1

Jeremiah 50:38

93) Droogte zal zijn over haar wateren,

Vergelijk boven de aantekening Jer. 50:24.

Jer 50.24

94) van gesneden beelden,

Vol van afgoderij, die zij met de gesneden beelden bedrijven.

95) razen naar

Als dolle, onzinnige mensen. Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 5:6.

Ps 5.5

96) schrikkelijke [afgoden].

Hebreeuws, verschrikkingen. Alzo worden de afgoden met recht genoemd, omdat sommige schrikkelijk van gedaante zijn, en in het algemeen den afgodendienaren schrik aanbrengen. Gelijk zij elders om gelijke oorzaak smarten genoemd worden. Zie 2 Sam. 5:21. Met denzelfden naam, Emim, zijn eertijds vanwege hunne verschrikkelijkheid, enige reuzen genoemd. Zie Gen. 14:5, en Deut. 2:10, met de aantekening. En zodanigen plegen zich wel de macht en heerschappij over anderen aan te nemen, en voorts naar de wijze der heidenen tot afgoden gemaakt te worden. Zulk een is ook zonder twijfel geweest Nimrod de eerste stichter der Assyrische en Babylonische heerschappij; zie Gen. 6:4, en Gen. 10:8.

2Sa 5.21 Ge 14.5 De 2.10 Ge 6.4 10.8
Copyright information for DutKant