Genesis 1:22
37) zegende ze, Dat is, God gaf hun kracht om hun geslacht door voortteling te onderhouden ten te vermenigvuldigen. Zie onder vs. 28, en elders meer. Ge 1.28 Genesis 1:28
48) zegende Zie de aanteekkening op vs. 22; hoewel dit woord hier meer begrijpt naar uitwijzen van den tekst zelf. Ge 1.22 49) kruipt. Zie boven op vs. 21. Ge 1.21 Genesis 24:1
1) oud Zie boven Gen. 18:11. Abraham was in dezen tijd omtrent 140 jaren oud; want hij was honderd jaren oud toen Izak geboren werd, boven, Gen. 21:5; en Izak was 40 jaren oud, toen hij Rebekka trouwde; onder Gen. 25:20. Ge 18.11 21.5 25.20 2) wel Hebr. gaande in dagen; Zie deze manier van spreken boven, Gen. 18:11. Ge 18.11 3) gezegend. Zie bov. Gen. 12:2. Ge 12.2 Genesis 39:5
10) om Jozefs De bozen worden gezegend van wege de bijwoning der vromen. Zie boven, Gen. 30:27,30; Jes. 45:3,4. Ge 30.27,30 Isa 45.3,4 Deuteronomy 7:13
10) voortzetting uwer koeien, Of, aanwas; dat is, de vrucht. Deuteronomy 28:2-4
Ephesians 1:3
3) Gezegend zij Het woord zegenen wordt in Ef. 1:3 op tweerlei wijze genomen. Want de mens zegent God als hij Hem looft en dankt. En God zegent den mens, wanneer Hij hem zijne genade en weldaden bewijst; beide een Hebreeuwse wijze van spreken. En hier ziet de apostel op de woorden des verbonds, in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden, Gen. 22:18. Eph 1.3 Ge 22.18 4) en Vader van Dat is, God, die de Vader is onzes Heeren Jezus Christus, 1 Cor. 15:24; en wordt van Paulus en andere apostelen onder het Nieuwe Testament deze wijze van Gods benaming gebruikt, in plaats dat in het Oude Testament God in zulke zegeningen genoemd wordt de Heere, de God Israls, of de God Abrahams, Izaks, en Jakobs, met welke God eerst zijn verbond had gemaakt. Zie Luk. 1:68. 1Co 15.24 Lu 1.68 5) alle geestelijke Dat is, allerlei. 6) in den hemel Grieks, in de hemelse; of overhemelse; namelijk plaatsen, gelijk Ef. 1:20, en Ef. 2:6. En hierdoor wordt te kennen gegeven dat God ons als uit Zijnen troon deze geestelijke zegeningen heeft medegedeeld, en dat ze daartoe dienen, om ons in den hemel gelukzalig te maken; Matth. 5:12, en 1 Petr. 1:4. Welke zegeningen hierna tot Ef. 1:15 toe in het bijzonder worden verhaald. Eph 1.20 2.6 Mt 5.12 1Pe 1.4 Eph 1.15 7) in Christus. Namelijk als in ons Hoofd. Zie Ef. 1:22,23, en Ef. 2:5,6,7, en Ef. 4:15,16. Zie ook Joh. 1:16; Filipp. 3:20. Of, om ons zalig te maken. Eph 1.22,23 2.5,6,7 4.15,16 Joh 1.16 Php 3.20
Copyright information for
DutKant