Genesis 1:26

41) Laat ons

God spreekt in het getal van velen (meervoud) gelijk Hij ook terstond en verder doet, zeggende: (naar ons beeld, naar onze gelijkenis); en als zich beradende [menselijker wijze gesproken] om ons aan te wijzen de Goddelijke Drie‰nheid, en de waardigheid van dit laatste schepsel des mensen.

42) mensen

Dat is, man en vrouw, gelijk blijkt uit het volgende: dat zij heerschappij hebben, en uit vs. 27, en hoofdstGen. 5:2.

Ge 1.27 5.2

43) naar ons

Hebr. in ons beeld.

44) beeld,

Deze twee woorden schijnen ‚‚ne en dezelfde betekenis te hebben, omdat in deze materie somtijds een van beiden in de plaats van beiden gesteld wordt; zie het volgende vs. 27, en hfdst.Gen. 5:1. Door beeld en gelijkenis is voornamelijk te verstaan de ware kennis van God, Col. 3:10, ware gerechtigheid en heiligheid, Ef. 4:24.

Ge 1.27 5.1 Col 3.10 Eph 4.24

45) de vissen

Hebr. (vis), dat is, vissen, alzo vs. 28.

Ge 1.28

46) het vee,

Dit woord wordt hier breder genomen dan vs. 24, daar het onderscheiden wordt van het wild gedierte, hetwelk hier onder het Hebr. woord behemah begrepen wordt.

Ge 1.24

Genesis 6:7

18) van den aardbodem,

Hebr. uitwissen van op het aangezicht des aardbodems.

19) het vee,

Het Hebr. woord betekent hier niet alleen het tam, maar ook het wild gedierte der aarde. Alzo onder vs. 20. Zie boven Gen. 1:26

Ge 6.20 1.26

20) het kruipend gedierte,

Te weten, wat op de aarde kruipt, en in het water niet leven kan. Zo wordt het Herb.woord genomen boven Gen. 1:24,25,26,28,30.

Ge 1.24,25,26,28,30

Genesis 6:20

47) naar zijn aard ,

Zie boven op vs. 7.

Ge 6.7

48) zullen tot u komen,

Versta, door mijne aandrijving en beschikking, zonder uw moeite of bekommernis. Verg. dit met boven Gen. 2:19.

Ge 2.19
Copyright information for DutKant