Genesis 1:6-7

17) uitspansel

Of uitbreidsel. Het woord, dat in den Hebreeuwsen tekst staat, komt van een woord, hetwelk betekent uitspannen, uittrekken enz., en hier wordt er door bedoeld de gehele ruimte tussen de onderste en bovenste wateren.

18) dat make

Hebr. dat zij scheiding makende.

19) wateren en wateren.

Die in het volgende vs. 7. verklaard worden.

Ge 1.7
20) die onder het uitspansel

Te weten in en op de aarde. Hebr. die van onder, enz. alzo vs. 9.

Ge 1.9

21) wateren, die boven

Hebr. de wateren, die van boven, enz. Versta de wolken, die boven het onderste deel van dit uitspansel drijven, of enige andere wateren die na de scheiding hunne plaats boven mochten hebben genomen.

Job 26:8

23) Hij bindt

God maakt de wolken uit de dampen der aarde opwaarts stijgende, en door zijn voorzienigheid in de lucht zo samenklonterende, dat zij schijnen in zakken gebonden te zijn. Vergelijk Gen. 2:6, en 2 Sam. 22:12, en de aantekening.

Ge 2.6 2Sa 22.12

24) scheurt

Dat is, ontsluit of berst niet, vallende geheel op de aarde, niettegenstaande dat zij bestaat uit water, hetwelk van nature nederwaarts loopt, maar druipt alleen hier en daar, als en naar het den Heere belieft.

25) daaronder

Dat is, in het onderste deel der wateren, die in de wolken als in een zak gesloten zijn.

Job 37:11

28) [door] klaarheid;

Namelijk, mits die door het schijnsel der zon te verdunnen, te verdelen en te verstrooien. Anders, door bevochtiging [der aarde]; dat is, als Hij de wolken zeer ontsluit om water uit te gieten; waardoor de wolken bij gelijkenis van degenen, die veel werk doen, worden gezegd vermoeid te worden.

29) de wolk

Dat is, waardoor Hij licht en klaarheid voortbrengt, als zij verstrooid is. Of, versta, de wolk van zijn weerlicht, of bliksems, waardoor God het weerlicht of den bliksem doet voortschieten. Anders, Hij verstrooit de wolken zijns regens. Vergelijk boven, Job 36:30, met de aantekening.

Job 36.30
Copyright information for DutKant