Genesis 10:15

51) Sidon,

Hebr. Tsidon, stichter der stad Tsidon, of Sidon in Phenici‰; zie daarvan Joz. 11:8, Joz. 19:28; Richt. 1:31, enz.

Jos 11.8 19.28 Jud 1.31

52) Heth,

De vader der Hethieten, zie van dezen Joz. 1:4, Joz. 9:1, enz.

Jos 1.4 9.1

Genesis 24:3

6) der Kana„nieten,

Hebr. des Kana„nieters. Zie van dezen boven Gen. 10:15,16, enz.; van dezen wilde Abraham voor zijn zoon een vrouw hebben, omdat zij gans afgodisch, grote zondaren en buiten het verbond Gods waren. Verg. onder Gen. 28:1,2; Exod. 34:16; Deut. 7:3; Joz. 23:12; Ezra 9:1,2,3; Neh. 13:23,25, enz.; 2 Cor. 6:14,15. Van dit recht der ouders in de huwelijken der kinderen in het algemeen, zie boven Gen. 6:2 en Gen. 21:21.

Ge 10.15,16 28.1,2 Ex 34.16 De 7.3 Jos 23.12 Ezr 9.1,2,3 Ne 13.23,25 2Co 6.14,15 Ge 6.2 21.21

Genesis 27:24

Genesis 28:2

2) Paddan-Aram,

Zie boven, Gen. 25:20.

Ge 25.20

3) Bethuel,

Zie boven, Gen. 25:22,23.

Ge 25.22,23
Copyright information for DutKant