‏ Genesis 10:15-16

51) Sidon,

Hebr. Tsidon, stichter der stad Tsidon, of Sidon in Phenici‰; zie daarvan Joz. 11:8, Joz. 19:28; Richt. 1:31, enz.

Jos 11.8 19.28 Jud 1.31

52) Heth,

De vader der Hethieten, zie van dezen Joz. 1:4, Joz. 9:1, enz.

Jos 1.4 9.1
53) En den

Dit zijn niet alleen eigennamen van personen, maar ook van ganse volken, die uit dezen gesproten zijn; en worden daarom ook overgezet, de Jebusieter, de Amorieter, enz.

54) Jebusi,

Van de nakomelingen van dezen zie men Joz. 15:8, Joz. 18:28; Richt. 1:21.

Jos 15.8 18.28 Jud 1.21

55) Emori,

Van de Emorieten, zie men Deut. 2:24.

De 2.24

56) Gigarsi.

Zie Matth. 8:28.

Mt 8.28

‏ Genesis 15:19-21

45) Den Kenieter,

De opsomming der volken, die het land Kana„n v¢¢r de Isra‰lieten bezeten hebben. Vergelijk dezelve met boven, Gen. 10:15,16, enz. en met de aantekeningen aldaar.

Ge 10.15,16
46) Repha‹m;

Zie van dezen boven Gen. 14:15.

Ge 14.15
Copyright information for DutKant