Genesis 10:6

20) Chams zonen

De nakomelingen van dezen hebben zich van Babel meest zuidwaarts verdeeld in een deel van Azi‰ en in Afrika, en voor een tijd in Palestina. Zie van dezen, 1 Kron. 4:40; Ps. 105:27.

1Ch 4.40 Ps 105.27

21) Kus

Van dezen zijn afkomstig de Arabieren en de Moren. Zie boven de aant. hoofdstuk Gen. 2:13; idem 2 Kon. 19:9; Job 28:19; Jer. 13:23, Jer. 46:9.

Ge 2.13 2Ki 19.9 Job 28.19 Jer 13.23 46.9

22) Mitsra‹m

De vader der Egyptenaars. Den naam vindt men overal in de H. Schrift. En het is ook de naam van het landschap Egypte zelf en van de inwoners.

23) Put,

Men meent dat hij een gedeelte van Lybi‰, [waar de rivier Put is] bewoond heeft. Zie Jer. 46:9; Ezech. 27:10, Ezech. 38:5.

Jer 46.9 Eze 27.10 38.5

24) Kana„n.

De stamvader der Kana„nieten, in de Schrift genoeg bekend. Zie boven Gen. 9:25, en onder vs. 18.

Ge 9.25 10.18
Copyright information for DutKant