Genesis 11:1
1) de ganse aarde Alle bewoners der aarde, v¢¢r en na den zondvloed, totdat deze verdeling der spraken geschied is. 2) van enerlei Het wordt er voor gehouden, dat dit de Hebreeuwse spraak [die haar naam heeft van Heber] geweest is; onder anderen daarom, omdat de eigennamen der eerste mensen van Hebreeuwsen oorsprong zijn, als Adam, Heva, Kan, Habel, enz. 3) spraak, Hebr. lip, gelijk in het volgende.Job 11:2
1) de veelheid Anders, die veel van woorden is, of een veelspreker. 2) klapachtig Hebreeuws, man der lippen; dat is, een klapper en zwetser. Alzo wordt een man der tong genaamd een man die tot kwaadspreken en lasteren genegen is, Ps. 140:12. Daarentegen een man der woorden wordt genaamd een, die welsprekend is; Exod. 4:10. Ps 140.11 Ex 4.10 3) recht hebben? Of, rechtvaardig zijn?Job 12:20
43) den getrouwen Of, welsprekenden. Versta, degenen, die benevens dat zij kloek van verstand zijn om goeden en getrouwen raad te kunnen geven, ook gestadig zijn om daarbij te volharden, en welsprekend, om denzelven anderen vastelijk aan te raden; onder dezen zijn de getrouwe gezanten, van wie gesproken wordt Spreuk. 25:13. Pr 25.13 44) spraak, Hebreeuws, lip. Zie Gen. 11:1, en boven, Job 2:10. Ge 11.1 Job 2.10 45) oordeel Hebreeuws, smaak; maar bij gelijkenis wordt het woord ook gebruikt voor des mensen verstand, rede en oordeel, waardoor hij het goede van het kwade, en het eerlijke van het oneerlijke onderscheidt. Alzo Ps. 119:66; Spreuk. 11:22, en smaken voor oordelen, Spreuk. 31:18. Ps 119.66 Pr 11.22 31.18Proverbs 7:21
41) bewoog Hebreeuws, deed hem afwijken, of neigde hem. 42) onderricht, Het Hebreeuwse woord betekent wel meest een goed onderwijs, of leer, waardoor men tot wijsheid en deugd geleerd wordt, boven Spreuk. 1:5, maar hier, in het kwade genomen zijnde, is het zoveel als een bedriegelijke en met schone woorden aanlokkende beprating, waardoor iemand tot zijn nadeel verleid wordt. Pr 1.5 43) de vleiing Anders ook genaamd lippen der vleiing; Ps. 12:3,4. Hebreeuws, smedigheid, of gladheid harer lippen. Ps 12.2,3Proverbs 12:19
57) Een waarachtige Hebreeuws, lip der waarheid; dat is die de waarheid spreekt. Alzo lip der vleiing; die vleiing spreekt, Ps. 12:3; lippen der valsheid, die valsheid spreken; Ps. 31:19; lippen der wetenschap, die wetenschap voortbrengen, onder Spreuk. 14:7; alzo terstond in Spreuk. 12:19, tong der valsheid, of der leugen, voor een tong, die valsheid of leugen spreekt; idem, onder Spreuk. 12:22; idem, lippen der gerechtigheid, die gerechtige redenen voorstelt; onder Spreuk. 16:13. Ps 12.2 31.18 Pr 14.7 12.19,22 16.13 58) bevestigd De waarheid [en vervolgens die dezelve spreekt] blijft staande, en is altijd vast in zichzelve, ofschoon ze tegengesproken wordt.Proverbs 24:28
60) zonder oorzaak Dat is, zonder redelijken en merkelijken nood, die een mens verbindt om getuigenis te geven, of zonder goede zekerheid van hetgeen er te getuigen is. 61) verleiden Te weten met een valse of onvaste getuigenis te geven, of anderszins met getuigen te misdoen. 62) lip? Dat is, met uwe woorden en redenen; zie Job 2:10. Job 2.10
Copyright information for
DutKant