Genesis 13:5

Genesis 20:14

34) Toen nam

Dit, mitsgaders het voorafgaande en volgende, is een uitzonderlinge beleefdheid in een heidensen koning, voortgekomen uit Gods beleid en regering.

Genesis 26:14

24) schapen,

Dat is, verscheidenheid van klein en groot vee; ze boven, Gen. 12:16.

Ge 12.16

25) groot

Dat is, veel werkvolk en grote bouwerij van akkers, wijngaarden, hoven, boomgaarden. Zie Job 1:3.

Job 1.3

Leviticus 1:2

2) zal offeren,

Anders, aan, of, toebrengen. Alzo in Lev. 1:3,5, enz. Versta dit offeren, van het werk des volks en niet des priesters.

Le 1.3,5

3) van schapen.

Dit woord bedoelt niet alleen schapen, maar ook geiten, gelijk te zien is onder Lev. 1:10. Zie ook Gen. 12:16.

Le 1.10 Ge 12.16
Copyright information for DutKant