Genesis 14:10

24) vol lijmputten;

Hebr. putten putten. Aldus wordt een woord bij de Hebre‰n tweemaal gesteld, om de veelheid van enig ding uit te drukken, 2 Kon. 3:16; Jer. 2:13.

2Ki 3.16 Jer 2.13

25) en vielen

Een manier van spreken omtrent degenen, die omkomen in den slag, of anderszins, zie Joz. 8:24,25; Richt. 8:10; Richt. 12:6; 1 Kron. 21:14. De vallenden worden hier gesteld tegen de overgeblevenen. Anders, vielen daar in, of daar heen.

Jos 8.24,25 Jud 8.10 12.6 1Ch 21.14

Deuteronomy 16:20

27) Gerechtigheid, gerechtigheid

Dat is enkel of louter gerechtigheid. Het is gesproken met nadruk. Vergelijk Deut. 2:27; Jes. 26:5,15; Ezech. 21:9, met de aantekeningen.

De 2.27 Isa 26.5,15 Eze 21.9

2 Chronicles 20:24

47) wachttoren

Staande op de hoogte van Ziz. Van welke plaats, zie boven, 2 Kron. 20:16. Anders, Mizpa.

2Ch 20.16

48) niemand

Hebreeuws, daar was geen ontkoming geweest; dat is, niemand was ontkomen.

Isaiah 66:24

113) zij zullen henen

Te weten de ware ledematen der gemeente, de gelovigen.

114) de dode lichamen

Dit kan wel naar de letter genomen worden, gelijk Jes. 34:3, en elders; doch hier kan het ook genomen worden voor zodanigen, die in zonden dood zijn, ofschoon zij leven naar het lichaam, gelijk 1 Tim. 5:6, en Openb. 20:5.

Isa 34.3 1Ti 5.6 Re 20.5

115) zien,

En zich verblijden vanwege de rechtvaardige straf des Heeren over de goddelozen, zowel in dit als in het toekomende leven. Vergelijk Openb. 12:10, enz., en Openb. 19:1,2, enz.

Re 12.10 19.1,2

116) hun worm

Christus past deze woorden op de vervloekten in de hel, waar de worm der conscientie niet sterft, maar altijd knaagt, en het vuur van den toorn Gods nimmermeer uitgeblust wordt; Mark. 9:44.

Mr 9.44

117) allen vlees

Te weten allen uitverkorenen kinderen Gods, of allen anderen creaturen.

118) een afgrijzing wezen.

Of, gruwel, of vloek zijn. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Dan. 12:2 gevonden. In beide plaatsen wordt er gesproken van hardnekkige zondaars, van wie alle vromen en alle godzalige personen walg hebben.

Da 12.2

Ezekiel 13:10

26) daarom dat zij Mijn volk

Deze verdubbeling geschiedt om den zin te meer kracht te geven; zie dergelijke Gen. 7:2, en Gen. 14:10; Num. 3:9; Deut. 16:20; Jo‰l. 3:14, en de aantekening.

Ge 7.2 14.10 Nu 3.9 De 16.20 Joe 3.14

27) verleiden,

Te weten alzo, dat zij mijne dreigementen niet geloofd, mijne godsdiensten niet zuiver gehouden, en mijne wetten, voorschrijvende de manier des levens, niet gehoorzaamd hebben; Jer. 28:15,16.

Jer 28.15,16

28) zeggende:

Dat is, hun wijsmakende dat alle dingen wel waren en geen straf was te verwachten; vergelijk Jer. 6:14, en Jer. 28:9, en onder Ezech. 13:16.

Jer 6.14 28.9 Eze 13.16

29) de een een

Te weten valse profeet.

30) lemen wand bouwt,

Dat is, een slecht en zwak schutsel om een huis vrij te houden van geweldigen aanstoot en inbreuk. Versta, de ijdele en vleiende profetie‰n der verleiders, die zij het volk voorhielden, opdat zij de dreigementen, die God door de ware profeten liet verkondigen, niet geloven zouden.

31) de anderen

Te weten valse profeten.

32) pleisteren

Dat is, hielpen de voorgestelde profetie van den eersten, door ijdele en den mensen aangename schijnredenen te bevestigen en te volmaken.

33) loze kalk.

Versta, een kwalijk gemaakte of getemperde stof van leem of modder, dat lichtelijk afvalt en vergaat; vergelijk onder Ezech. 22:28.

Eze 22.28
Copyright information for DutKant