Genesis 14:14

30) broeder

Dat is, zijn neef, zijns broeders Harans zoon; zie boven Gen. 11:27.

Ge 11.27

31) onderwezenen,

Of, leerlingen. Het Hebr. woord betekent een, die van jongsaf in enig ding onderwezen is, zij in religie, krijgszaken, of in iets anders. Anders toege‰igenden van zijn huis.

32) Dan toe.

Een stad aan den voet van het gebergte Libanon en de noordelijke grens van het land Palestina, tevoren genoemd Leschem, Joz. 19:47, of Lais, Richt. 18:27.

Jos 19.47 Jud 18.27

Genesis 14:24

47) [Hetzij]

Of, zonder mij, daar ik niets van het uwe zal nemen. Anderen vertalen: behalve alleen wat, enz. Zie dergelijke manier van spreken, onder Gen. 41:16.

Ge 41.16

48) laat

Laat volgen niet alleen den jongelingen, wat zij van den roof der vijanden verteerd hebben, maar ook aan de drie mannen, wat zij daarvan nog voor hun deel zouden mogen eisen.

Genesis 22:6

14) En Abraham

Hoewel het onzeker is hoe oud Izak in dezen tijd was [enigen menen vijf en twintig jaren, anderen minder, anderen meer] nochtans is hieruit af te nemen dat hij tamelijk oud was, omdat hij het hout, waarmede de ezel was beladen geweest, heeft kunnen dragen op het gebergte. Zie boven Gen. 22:5

Ge 22.5

Genesis 34:19

27) ge‰erd

Hij schijnt zeer bemind, geacht en vermaard te zijn geweest, omdat niet alleen de stad naar zijn naam werd geheten, maar ook zijn vader door hem bekend was, zijnde genoemd de vader van Sichem; zie boven, Gen. 33:18,19.

Ge 33.18,19

28) huis.

Dat is, huisgezin, kinderen, huisgenoten, hovelingen, officieren; alzo onder, Gen. 41:40, 1 Kon. 2:24, en 1 Kon. 4:6.

Ge 41.40 1Ki 2.24 4.6

Genesis 41:12

19) jongeling,

Te weten, van omtrent acht en twintig jaren, gelijk blijkt onder, vs. 46, Gen. 41:46.

Ge 41.46,46

Exodus 33:1

1) gezworen heb,

Dat is, met een eed beloofd heb; hiervan heet het land Kana„n het beloofde land.

2) zeggende:

Te weten, tot elk van hun drie‰n in het bijzonder, tot diverse reizen.

2 Samuel 18:29

45) Is het wel

Hebreeuws, heeft hij vrede? Alzo onder, 2 Sam. 18:32.

2Sa 18.32

46) zeide:

Hebbende zich op Joabs redenen nader bedacht, verzwijgt hij de tijding van Absalom.

47) rumoer,

Of, een grote menigte.

48) knecht des konings,

Cuschi.

Copyright information for DutKant