Genesis 14:22

45) Ik heb

Dat is, Ik heb gezworen met opgeheven hand. Zie deze manier van zweren ook Exod. 6:7; Num. 14:30; Deut. 32:40; Ezech. 20:5,6; Openb. 10:5,6.

Ex 6.8 Nu 14.30 De 32.40 Eze 20.5,6 Re 10.5,6

Isaiah 62:8

28) De HEERE

Dit zijn nu wederom de woorden van den profeet.

29) bij zijn rechterhand,

Dat is, bij zijn eigen kracht, dat is bij zichzelven, geen groteren hebbende om bij te zweren; Hebr. 6:13.

Heb 6.13

30) bij den arm

Dat is, bij zijn sterken arm.

31) indien Ik

De zin is: Zekerlijk, Ik zal u den moedwil uwer vijanden en vervolgers niet overgeven. Zie van deze manier van eedzweren, de aantekening Num. 14:23.

Nu 14.23

32) uw koren

O Jeruzalem.

33) [tot] spijs

God dreigt dikwijls dat de vreemden en de vijanden van zijn volk, vanwege deszelfs zonden, de vruchten van hun land zouden eten, gelijk Deut. 28:30,33,51; hetwelk ook meermalen inderdaad alzo geschied is, Richt. 6:3,4; Pred. 6:1,2. Dit moet men verstaan mede begrepen te zijn onder de vloeken der wet, die door Christus zijn weggenomen; Gal. 3:13. Zie ook Ps. 128:2, en 1 Cor. 15:58.

De 28.30,33,51 Jud 6.3,4 Ec 6.1,2 Ga 3.13 Ps 128.2 1Co 15.58

34) de vreemden

Hebreeuws, de kinderen des vreemden.

Copyright information for DutKant