Genesis 14:3
9) in Anders na, of tot. Dit was de laagte, waarin de voormelde steden gelegen waren. 10) de Zoutzee. Na den ondergang dezer steden aldus genoemd, omdat die landstreek [waarin veel zout- of brakke lijmputten waren, vs. 10], geworden is tot een groten stinkenden poel, ook genoemd Lacus Asphaltites. Dat is, de Pek-, of Lijm-zee, als ook de Dode-zee, omdat daarin geen dier levend kon blijven. Ge 14.10Numbers 22:1
1) Jordaan van Jericho. Der Jordaan van Jericho; dat is, die nabij Jericho passeert of, die een veer bij Jericho had.Numbers 25:1
1) Sittim, Een plaats in de woestijn, in de lage landen der Moabieten, bij de Jordaan. Num. 33:48,49 wordt deze genoemd Abel Sittim; hier bleef Isral tot na den dood van Mozes; toen heeft Jozua het vandaar gebracht tot aan de Jordaan, waar zij te Gilgal over passeerden; Joz. 2:1, en Joz. 3:1. Nu 33.48,49 Jos 2.1 3.1 2) het volk begon te hoereren Te weten, velen onder de Isralieten [1 Cor. 10:8], want al wie deze zonde begingen, zijn omgekomen, maar wie den HEERE aanhingen, bleven in het leven; Deut. 4:3,4. 1Co 10.8 De 4.3,4 3) Moabieten. Versta hierbij, ook der Midianieten, gelijk blijkt uit Num. 25:6,17,18. Nu 25.6,17,18Numbers 33:49
21) sittim, Enigen menen dat dit gezelfde plaats is, die boven alleenlijk Sittim genoemd is, Num. 25:1, en hier genoemd Abel-Sittim, ten aanzien van de klacht en rouw, die de kinderen Israls aldaar bedreven over de plaag des Heeren. Nu 25.1Joshua 2:1
1) heimelijk verspieden zouden, Hebreeuws, stilzwijgende; dat is, hij had dit het volk niet geopenbaard, gelijk Mozes gedaan had toen hij twaalf mannen uitgezonden heeft; Num. 13:2, en Num. 32:8. Nu 13.2 32.8 2) Sittim, Gelegen in het land der Moabieten, waar zich de Isralieten verlopen hebben met hoererij en met afgoderij met den Bal Peor; Num. 25:1. Nu 25.1 3) Jericho. Jericho werd naderhand toegedeeld de stam van Benjamin; omtrent honderd vijftig stadin van Jeruzalem, zestig van de Jordaan. Dit is de eerste stad, die de Isralieten met geweld hebben aangetast. Zij was gelegen in een effen vruchtbaar land, waar vele palmbomen wiessen, waarvan zij de palmstad genoemd wordt; Deut. 34:3; Richt. 1:16; 2 Kron. 28:15. De 34.3 Jud 1.16 2Ch 28.15 4) van een vrouw, Anders, ener vrouw, die een hoer was. Het Hebreeuwse woord betekent ook een waardin; maar Hebr. 11:31 en Jak. 2:25 wordt Rachab uitdrukkelijk een hoer genoemd. Heb 11.31 Jas 2.25Ezekiel 47:1-3
1) huis, Van den nieuwen tempel en het heiligdom, [gelijk Ezech. 47:12], dat wel tevoren binnen Jeruzalem geweest, maar nu verstoord was; vergelijk Jes. 2:3; Micha 4:2; Zach. 14:8; idem Luk. 24:47,49; Hand. 1:8, en Hand. 2:2,4, en Openb. 22:1, alwaar vermeld wordt dat deze heilzame stromen uit Jeruzalem en Zion, uit den tempel en uit den troon Gods en des Lams zijn voortgekomen. Eze 47.12 Isa 2.3 Mic 4.2 Zec 14.8 Lu 24.47,49 Ac 1.8 2.2,4 Re 22.1 2) wateren uit, Afbeeldende de gezonde en zaligmakende leer van het Evangelie, met de overvloedige gaven van den Heiligen Geest, onder het Nieuwe Testament. Vergelijk Jes. 11:9, en Jes. 12:3, en Jes. 35:7, en Jes. 41:18, en Jes. 44:3, en Jes. 55:1; Jer. 31:9; Jol. 2:28, en Jol. 3:18; Zach. 14:8, idem Joh. 7:38; Openb. 22:1. Isa 11.9 12.3 35.7 41.18 44.3 55.1 Jer 31.9 Joe 2.28 3.18 Zec 14.8 Joh 7.38 Re 22.1 3) voorste deel Hebreeuws, aangezicht. 4) van het zuiden Of, tegen, aan het zuiden; dat is de zuidzijde. 5) altaars. Versta, het brandofferaltaar, dat voor het heilige stond; van hetwelk zie boven Ezech. 43:13, enz., een voorbeeld van onzen Heere Christus en van zijn enig offer aan het kruis; alwaar Hij ons de gaven van den Heiligen Geest verdiend heeft, die Hij ons van den Vader toezendt; afgebeeld [gelijk sommigen houden] door het water, dat uit zijne zijde vloot; Joh. 19:34,35. Eze 43.13 Joh 19.34,35 6) raakten tot aan de enkelen. Hebreeuws, [het waren] wateren der enkels, en zo in het volgende, wateren der knien, wateren der lenden, afbeeldende den voorgang, lopenden wasdom der openbaring van het heilige Evangelie, mitsgaders de verscheidene mate der gaven van den Heiligen Geest in dit, en de volkomenheid in het andere leven.Micah 6:5
9) beraadslaagde, Hoe hij met alle middelen mijn vloek over u zocht te brengen, en hoe Ik dien in zulk een heerlijken zegen veranderde. Zie Num. 22:5, en Num. 23:7, en Num. 24:1,14; Deut. 23:4,5; Joz. 24:9,10; Openb. 2:14. Nu 22.5 23.7 24.1,14 De 23.4,5 Jos 24.9,10 Re 2.14 10) Sittim af Waar gij zo schandelijk hoereerdet met den Bal=Peor, Num. 25. 11) Gilgal toe, Waar Ik, volgens mijne beloften, u, niettegenstaande uw veelvoudige ondankbaarheid, droogvoets door de Jordaan geleid en in het beloofde land gebracht hebbende, mijn verbond als opnieuw met u bevestigd heb door de besnijdenis. Zie Joz. 3: en Joz. 5:2. Jos 5.2 12) gerechtigheden des HEEREN kent. Dat is, de rechtvaardige daden, die de Heere voor u gedaan heeft tegen uwe vijanden, verlenende u die heerlijke overwinningen, van de koningen der Midianieten, idem Dihon en Og. Zie Num. 31:7,8; Deut. 2:33, en Deut. 3:3. Sommigen verstaan door de gerechtigheden des Heeren zijn grote getrouwheid in het houden zijner beloften, of zijn oneindige barmhartigheid. verg. Richt. 5:11; 1 Sam. 12:7; Dan. 9:16, met de aantekening. Nu 31.7,8 De 2.33 3.3 Jud 5.11 1Sa 12.7 Da 9.16
Copyright information for
DutKant