‏ Genesis 15:5

13) Hij

Te weten, God.

14) hem

Nam. Abram.

15) uit naar

Buiten de tent.

16) Zo zal

Verg. boven Gen. 13:16; 1 Kon. 4:20.

Ge 13.16 1Ki 4.20

‏ Numbers 12:6-8

8) gezicht Mij aan hem bekend maken,

Zie van het profetische gezicht Gen. 15:1, en Gen. 46:2.

Ge 15.1 46.2

9) droom zal Ik met hem spreken.

Zie van de verschijning Gods in den droom Gen. 20:3, en Gen. 28:12.

Ge 20.3 28.12
10) [Van] mond tot mond spreek Ik met hem,

Dat is, in tegenwoordigheid, gemeenzaam, zonder tussenspraak, zeer klaarlijk, met uitgedrukte stem; vergelijk Jer. 32:4; 2 Joh.:12. In gelijken zin wordt gezegd: aangezicht aan aangezicht met iemand spreken. Zie Exod. 33:11, en Deut. 5:4, en de aantekeningen.

Jer 32.4 Ex 33.11 De 5.4

11) [door] aanzien,

Te weten, niet door het aanzien van het goddelijke wezen, [hetwelk onzienlijk is, Exod. 33:20,23; Joh. 1:18, en 1 Tim. 6:16], maar enig bijzonder teken van zijn heerlijkheid. En hoewel Hij zich ook den anderen profeten op verscheidene wijzen vertoond heeft, zo zijn nochtans die, in welke Hij aan Mozes verscheen, klaarder geweest dan de andere; ten welken aanzien Mozes boven de andere profeten hier verheven wordt. Vergelijk Exod. 33:11,20,22,23, en Deut. 34:10. Andersn aldus: En [bij] aangezicht, en niet door duistere woorden of gelijkenis des Heeren ziet hij.

Ex 33.20,23 Joh 1.18 1Ti 6.16 Ex 33.11,20,22,23 De 34.10

‏ Numbers 24:4

7) verrukt wordt,

Hebreeuws, vallende.

‏ Isaiah 1:1

1) Het gezicht

Dat is, hetgeen dat God den profeet Jesaja door een gezicht heeft geopenbaard en bevolen het volk te verkondigen. Doch in dit boek wordt niet gesproken van een, maar van vele en verscheidene gezichten, die de profeet gezien heeft.

2) Het gezicht

Van het woord gezicht zie Gen. 15:1.

Ge 15.1

3) Amoz,

Het wordt daarvoor gehouden, dat deze Amoz is geweest de broeder van Uzzia, den koning van Juda.

4) Uzzia,

Van deze vier koningen is te lezen in het tweede boek der Koningen van het 15e tot het 21e hoofdstuk.

‏ Acts 10:10-11

11) een vertrekking

Grieks ecstasis; dat is, uitstand, wanneer de mens buiten zichzelven is; en was een gezicht des geestes, zonder middel van de uitwendige zinnen, die alsdan stilhouden en geen gebruik hadden. Zulke gezichten hebben de profeten dikwijls gehad. Zie Jes. 6:1; Ezech. 1:1, en doorgaans in de Openbaring van Johannes.

Isa 6.1 Eze 1.1
12) hoeken gebonden,

Grieks beginselen.

Copyright information for DutKant