Genesis 16:13

23) naam des HEEREN,

Hier wordt de voornoemde engel uitdrukkelijk JEHOVAH, de HEERE, genoemd. Verg. boven vs. 7.

Ge 16.7

24) Gij God

Dat is, die alle dingen ziet, en mij nu ook in deze mijn zware ellende ten goede aangezien hebt, mij op den rechten weg helpende en vertroostende.

25) Heb ik ook

Dat is, is het geen wonder, dat ik hier nu nog het licht aanschouw, en in het leven ben, nadat Hij mij verschenen is, die naar mij in dezen mijn bedrukten staat omgezien heeft? Zij meende dat zij sterven zou, omdat zij den Heere gezien had. Verg. onder Gen. 32:30; Exod. 24:11; Richt. 13:22.

Ge 32.30 Ex 24.11 Jud 13.22

2 Corinthians 13:12

33) met een heilige kus.

Namelijk naar de gewoonte van die Oosterse landen, daar dit een teken van enigheid was en van eer, die zij den anderen aandeden. Zie Gen. 41:40; Ps. 2:12.

Ge 41.40 Ps 2.12

1 John 3:2

7) nu zijn wij kinderen Gods,

Dat is, in dit leven hebben wij reeds het recht van het kindschap Gods, en de verzekering daarvan; Joh. 1:12.

Joh 1.12

8) en het is

Dat is, doch.

9) nog niet geopenbaard,

Dat is, deze heerlijkheid, die den kinderen Gods bereid is, is nog aan ons niet volkomen bekend gemaakt, hoewel daarvan enige beschrijvingen hier en daar in de Schrift gegeven zijn.

10) wat wij zijn zullen.

Dat is, met hoe grote heerlijkheid wij zullen aangedaan worden.

11) [Hij] zal geopenbaard zijn,

Namelijk Christus, gelijk blijkt uit 1 Joh. 2:28, en Col. 3:4. Anderen verstaan daarop het, namelijk dat wij wezen zullen.

1Jo 2.28 Col 3.4

12) gelijk wezen;

Namelijk in heerlijkheid naar lichaam en naar ziel; alzo nochtans dat Christus het Hoofd, gelijk betamelijk is, boven Zijne ledematen in heerlijkheid verre zal uitsteken. Zie de aantekeningen Filipp. 3:21.

Php 3.21

13) gelijk Hij is.

Namelijk in Zijn volle heerlijkheid, zittende ter rechterhand Zijns Vaders, hetwelk een groot deel van onze gelukzaligheid zal zijn; Ps. 16:11; Openb. 22:4.

Ps 16.11 Re 22.4
Copyright information for DutKant