Genesis 16:14

26) Lachai-Ro‹;

Dat is, des levenden die mij ziet. Zij noemde den put naar zichzelve, omdat zij in het leven gebleven was, nadat zij den Heere gezien had; en ook naar den Heere, omdat Hij haar gunstig aangezien had; doch anderen menen dat beide benamingen op God zien, die leeft en alles ziet.

27) Kades

Zie boven Gen. 14:7, en de aant.

Ge 14.7

Genesis 24:62

78) den put

Zie omtrent dezen put boven, Gen. 16:14, en Gen. 25:11.

Ge 16.14 25.11

79) in het

In het zuiden van het land Kana„n, omtrent Berseba en Gerar.

Copyright information for DutKant