Genesis 16:2

1) toegesloten,

Dat is, onvruchtbaar gemaakt. Verg. onder, hoofdstuk Gen. 20:18.

Ge 20.18

2) ga toch

Zie boven Gen. 6:4; zo ook onder vs. 4. Sarai aan eigen lijfsvrucht wanhopende, en nochtans naar het beloofde zaad hartelijk verlangende, vergeet zichzelve zover, dat zij, zonder God te vragen, haar man raadt door dit middel, dat wel in dien tijd algemeen, maar tegen de eerste instelling des huwelijks strijdig was, de vervulling van Gods belofte te verzoeken.

Ge 6.4 16.4

3) misschien

Zo deed dan Sarai dit om te beproeven of Abram uit Hagar een zoon zou bekomen, dien zij voor haar eigen mocht houden, als uit hare maagd in haar huis haar geboren. Zie onder Gen. 30:3; Exod. 21:4.

Ge 30.3 Ex 21.4

4) gebouwd

De manier van spreken, bouwen, of het huis bouwen, vindt men ook onder, Gen. 30:3; Ruth 4:11; Deut. 25:9; zij betekent het geslacht onderhouden en uitbreiden.

Ge 30.3 Ru 4.11 De 25.9

5) Abram hoord

Abram, zonder God, wiens belofte dit aanging, eens te vragen, laat zich van Sarai, niet door onkuisen lust, maar om de redenen die zij voortbracht, en die hem mede ter harte gingen, overreden; te meer, omdat het hem nog verborgen was, of het beloofde zaad hem uit Sarai, of uit een andere zou geboren worden.

Job 5:24

44) bevinden,

Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen, Gen. 3:7, en Gen. 8:11; Num. 14:34, alzo in Job 5:25.

Ge 3.7 8.11 Nu 14.34 Job 5.25

45) tent

Dat is, huis, of woning, gelijk het volgende woord uitwijst; alzo onder, Job 8:22, en Job 11:14, enz. Zie ook 2 Kon. 13:5.

Job 8.22 11.14 2Ki 13.5

46) vrede is,

Dat is, voorspoed en welstand. Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

47) verzorgen,

Hebreeuws, bezoeken; dat is voorzien, gadeslaan en acht daarop geven, volbrengende uw schuldigen plicht jegens uw huisgezin. Alzo wordt God gezegd te bezoeken zijn volk; Ruth 1:6, als Hij het spijs heeft gegeven; den mens, Ps. 8:5, als Hij zorg voor hem draagt; zijn wijnstok, Ps. 80:15, als Hij hem beschermt tegen de vijanden. Vergelijk Gen. 21:1.

Ru 1.6 Ps 8.4 80.14 Ge 21.1

48) zult niet feilen.

Dat is, doende uw schuldigen plicht. In het voorstaan en verzorgen van uw huis, zult gij geen fout hebben, aangezien de Heere al uw doen wel zal laten gelukken. Het Hebreeuwse woord chata wordt ook voor feilen, of missen genomen, Richt. 20:16. Zie de aantekening aldaar.

Jud 20.16

Psalms 28:5

6) bouwen.

Dat is, die niet verhogen tot een vasten of duurzamen staat; idem, niet voortplanten of hun geslacht uitbreiden. Verg. Gen. 16:2; Job 22:23; Jer. 24:6, en Jer. 31:28; idem Spreuk. 14:1.

Ge 16.2 Job 22.23 Jer 24.6 31.28 Pr 14.1

Jeremiah 12:16

50) de wegen

De zaligmakende godsdienst, dien Ik mijne kerk heb voorgeschreven en die bij haar in zwang gaat. Vergelijk Jes. 2:3, enz. Dit ziet op de beroeping der heidenen.

Isa 2.3

51) vlijtiglijk

Hebreeuws, lerende zullen leren.

52) zwerende

Dat is, mij recht naar mijn woord kennende en dienende. Vergelijk boven Jer. 4:2, enz.

Jer 4.2

53) gebouwd worden.

Door de predikatie van het Evangelie bekeerd en mijner kerk ingelijfd zijnde, zullen zij den zegen van mijn genadeverbond met hen genieten. Zie Ef. 2:18,19,20,21,22.

Eph 2.18,19,20,21,22

Jeremiah 31:4

10) trommelen,

Dat is, vreugde bedrijven, zulks te dien tijde alzo gebruikelijk was. Zie Ps. 68:26, waardoor hier de geestelijke vreugde der kerk Gods bij den tijd van het Evangelie wordt afgebeeld; alzo in het volgende.

Ps 68.25

11) spelenden.

Zie boven Jer. 30:19.

Jer 30.19

Malachi 3:15

50) En nu,

Het zijn de woorden der goddelozen.

51) de hoogmoedigen gelukzalig;

De hovaardigen, de trotsen.

52) worden gebouwd;

Dat is, zij hebben geluk en voorspoed, zij groeien en bloeien en krijgen groten rijkdom in deze wereld; alzo wordt het woord bouwen ook genomen Spreuk. 24:3.

Pr 24.3

53) verzoeken zij den HEERE,

Zie Ps. 95:9.

Ps 95.9

54) ontkomen.

Te weten, uit alle onheil en gevaar, ook uit alle ellenden en zwarigheden; of zij ontkomen; dat is, zij worden niet gestraft.

Copyright information for DutKant