Genesis 18:21

44) afgaan,

Zie boven Gen. 11:5.

Ge 11.5

45) of zij

God weet alles volkomenlijk van zichzelven, maar Hij spreekt hier menselijker wijze, als een, die niet wil straffen zonder onderzoek en volle kennis der zaken.

46) hun geroep,

Namelijk, der stad Sodom, of, naar het geroep desgenen, tot dat, enz.

47) hun uiterste

Hebr. de voleinding gedaan, of, gemaakt. Dat is, de maat van hun zonden vervuld hebben. Zie boven Gen. 15:16; 1 Sam. 20:7,9. Anders, of zij de uiterste verwoesting met hunne werken verdiend hebben.

Ge 15.16 1Sa 20.7,9

Jeremiah 5:10

18) Beklimt

Aanspraak aan de vijanden.

19) haar muren,

Van Jeruzalem.

20) voleinding;

Vergelijk boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

21) spitsen weg,

Of, uitstekingen, tinnen, kantelen. Anders: planten, ranken, grondvesten.

22) zijn des HEEREN niet.

Te weten het volk, of de muren en spitsen horen den Heere niet toe, die Jeruzalem met al haar schone vestingen nu niet meer voor de zijne kent, overmits de boosheid der inwoners.

Jeremiah 5:18

45) voleinding

Zie boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

Jeremiah 30:11

16) met u,

Zie Gen. 21:22.

Ge 21.22

17) voleinding maken;

Zie boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

18) mate,

Zie boven Jer. 10:24.

Jer 10.24

19) u niet gans onschuldig houden.

Hebreeuws, onschuldig houdende zal Ik u niet onschuldig houden; dat is hier, niet ten enenmale of geheellijk ongestraft laten, gelijk onder Jer. 46:28. Vergelijk boven Jer. 25:29.

Jer 46.28 25.29

Jeremiah 46:28

71) voleinding maken

Zie boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

72) mate,

Zie boven Jer. 10:24.

Jer 10.24

73) niet gans onschuldig houden.

Hebreeuws, onschuldig houdende, niet onschuldig houden; gelijk boven Jer. 30:11; dat is, ten enenmale ongestraft laten.

Jer 30.11

Ezekiel 11:13

34) profeteerde,

Het schijnt dat dit profeteren van Ezechi‰l en het sterven van Pelatja eerst in het gezicht geschied is, en daarna inderdaad, alzo dat Ezechi‰l den Isra‰lieten, die in Chaldea waren, dadelijk verkondigd heeft wat hij gezien en in den geest gedaan had, en dat de dood van Pelatja dan ook dadelijk geschied is, tot de bevestiging dezer voorzegging.

35) viel ik neder op mijn aangezicht,

Te weten uit verslagenheid en om voor het overblijfsel van het volk te bidden; vergelijk Num. 14:5.

Nu 14.5

36) luider stem;

Hebreeuws, groter.

37) zult Gij gans een voleinding maken

De profeet ziet niet eigenlijk in deze klacht op Pelatja, die een goddeloos mens was, maar op de weinigen, die nog overig waren, denkende, indien de Heere zo voortging, dat Hij haast een einde zou maken, daar Hij nochtans beloofd had een overblijfsel te behouden. Zie van deze manier van spreken Jer. 4:27.

Jer 4.27

Ezekiel 20:17

39) voleinding met hen maakte

Zie van deze manier van spreken Jer. 4:27; alzo boven Ezech. 11:13.

Jer 4.27 Eze 11.13
Copyright information for DutKant