Genesis 18:3

5) Heere,

Anders, mijne heren.

6) heb ik nu

Dat is, zo gij mij waardig acht deze gunst, eer en vriendschap. Bij de mensen genade te vinden is hun gunst, toegenegenheid en vriendschap te bekomen. Zie onder Gen. 32:5, en Gen. 34:11, en Gen. 39:4, enz.

Ge 32.5 34.11 39.4

7) uwe ogen,

Abraham spreekt een van hen aan, die de aanzienlijkste was, en dien hij naderhand bevond de HEERE te zijn.

Copyright information for DutKant