Genesis 18:6
14) maten Hebr. Sem. Een zekere maat van droge waren, houdende 144 henneierschalen, het derde deel van een efa. Zie van deze maat ook Exod. 16:36. Ex 16.36 15) koeken. Het Hebr. woord betekent koeken, die op een heten haard onder of op kolen of in hete as gebakken worden. Zie Exod. 12:39; Num. 11:8; 1 Kon. 17:3, 1 Kon. 19:6. Ex 12.39 Nu 11.8 1Ki 17.3 19.6Genesis 18:9
20) Waar is Niet alsof zij het niet wisten, maar om gelegenheid te nemen van te komen tot de volgende handeling. 21) tent. Abraham wijst op de tent van zijn huisvrouw, gelijk blijkt uit het volgende vs. 10, want de huisvaders en de huismoeders hebben elk hun bijzondere tenten gehad; onder Gen. 23:2, en Gen. 24:67, en Gen. 31:33. Ge 18.10 23.2 24.67 31.33
Copyright information for
DutKant