Genesis 18:7

16) kalf,

Hebr. een zoon van een rund. Dat is, een kalf of een jong rund.

Psalms 143:3

6) Want de

Deze woorden hangen aan het eerste vers van deze psalm. Zie Ps. 143:1.

Ps 143.1

7) vijand vervolgt

Te weten, Saul met zijn aanhang.

8) mijn ziel,

Dat is, mijn leven, of persoon, gelijk Ps. 6:4.

Ps 6.3

9) hij vertreedt

Dat is, hij tast mij zo hard aan dat ik nauwelijks leven in mij heb; of, hij zal mij en de mijnen haast vertreden, tenzij dat God ons uit zijne handen verlost.

10) mijn leven ter

Anders: mijn rot, mijn bende; dat is, allen die bij mij zijn. Zie Ps. 141:7.

Ps 141.7

11) hij legt mij

Dat is, hij maakt dat ik en degenen, die bij mij zijn, in duistere hoeken en gaten ons moeten verkruipen en verbergen. Want David had, met zijn krijgsvolk, zijn verblijf in een spelonk; Ps. 142:1.

Ps 142.1

12) als degenen,

Alsof hij zeide: Wij kruipen in holen en spelonken ie en onder de aarde, gelijk zijnde dengenen, die voorlang gestorven zijn en onder de aarde begraven liggen.

Ezekiel 28:16

45) veelheid uws koophandels

Of, grootheid.

46) zij het

Te weten die met u gehandeld hebben.

47) midden van u

Dat is, uw hart, of het midden van uw stad.

48) geweld

Dat gij genegen zijt geworden tot allerlei overlast, of dat gij vergaderd hebt grote schatten, door geweld verkregen.

49) vervuld,

Anders: zijn zij [in het] midden van u vol van, enz.

50) ontheiligen

Als onrein en onheilig verstoten; vergelijk Ezech. 28:7.

Eze 28.7

51) Gods berg,

Van de heerlijkheid, door welke gij met mijnen berg [boven Ezech. 28:14] waart te vergelijken, verachtelijk verworpen.

Eze 28.14

52) overdekkende cherub!

Gelijk Ezech. 28:14.

Eze 28.14

53) uit het midden der vurige stenen!

Dat gij van al uwe pracht zult ontbloot zijn, Ezech. 28:14.

Eze 28.14
Copyright information for DutKant