‏ Genesis 19:13

23) haar geroep

Versta het geroep der inwoners van Sodom.

24) groot

Zie boven Gen. 4:10, en Gen. 18:20.

Ge 4.10 18.20

25) voor het

Alzo gekomen tot zijne kennis, dat Hij naar zijn gerechtigheid wraak daarover doen wilde. Want het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien, Ps. 34:17.

Ps 34.16

‏ Genesis 20:3

8) in een

God heeft in voorgaande tijden zich geopenbaard door dromen, niet alleen den zijnen, maar ook aan degenen, die vreemd van zijn volk waren, en dat ten beste van de zijnen. Zie onder Gen. 28:12, en Gen. 31:24, en Gen. 40:8, en Gen. 41:1; Dan. 2:1, en Dan. 4:5.

Ge 28.12 31.24 40.8 41.1 Da 2.1 4.5

9) gij zijt

Anders, gij gaat sterven; dat is, gij zult straks sterven, zo gij deze vrouw niet terstond ongeschonden wedergeeft. Verg. onder Gen. 20:7, en zie deze manier van spreken onder Gen. 30:1, en Gen. 48:21, en Gen. 50:24.

Ge 20.7 30.1 48.21 50.24

‏ John 14:2

3) het huis Mijns

Dat is, in den hemel.

4) woningen;

Of, blijvingen, of verblijfplaatsen; dat is, daar is ruimte genoeg niet alleen voor mij, maar ook voor ulieden en voor alle gelovigen.

5) anderszins zo

Grieks en indien niet; namelijk het zo ware.

6) gezegd hebben;

Dat is, Ik zou u met geen ijdele hoop opgehouden hebben.

Copyright information for DutKant