Genesis 19:31

55) jongste:

Hebr. kleine, en alzo in de volgende vs. 34, 35, 38. Dat is, de jongste.

Ge 19.34,35,38

56) in dit

Zij wisten wel dat te Zoar mannen waren, maar vreesden dat die gelijk de anderen, mede vergaan zouden.

57) om tot

Zie deze manier van spreken, boven Gen. 6:4, en Gen. 16:2,4; Deut. 25:5.

Ge 6.4 16.2,4 De 25.5

58) naar de

Hebr. naar den weg. Zie boven, Gen. 18:11.

Ge 18.11

Genesis 48:14

25) legde die

Hebr. stelde haar.

26) minste

Te weten, van jaren.

27) hij bestuurde

Hebr. hij maakte zijn handen wijs; dat is, hij deed het niet uit misverstand, maar met goede voorgaande wetenschap, als een profeet, Gods wil volbrengende, zonder acht te geven op de eerstgeboorte. De oplegging der handen, waarvan hier het eerst gesproken wordt, is in deze tijd en naderhand gebruikelijk geweest: I. in zegeningen, gelijk hier, en Matth. 19:15; II. in offeranden, Lev. 1:4; zie de aantekeningen; III. in veroordelingen en straffen, Lev. 24:14; IV. bij inhuldigingen en bevorderingen tot ambten, Num. 8:10; Deut. 34:9; Hand. 6:6; 1 Tim. 4:14; V. in het doen van mirakelen, Mark. 6:5; Luk. 4:40; Hand. 28:8, enz.

Mt 19.15 Le 1.4 24.14 Nu 8.10 De 34.9 Ac 6.6 1Ti 4.14 Mr 6.5 Lu 4.40 Ac 28.8

28) want Manasse

Anders, hoewel.

Joshua 6:26

23) bezwoer hen Jozua,

Te weten, door het ingeven des Heiligen Geestes.

24) op zijn eerstgeborenen zoon,

Of, om, voor; dat is, dat het hem zijn eerstgeboren zoon koste. Zie de vervulling hiervan aan Hi‰l en zijn zonen, 1 Kon. 16:34.

1Ki 16.34

Judges 6:15

25) Och, mijn Heer!

Zie Richt. 6:13.

Jud 6.13

26) waarmede zal ik Isra‰l verlossen?

Aldus vraagt hij, om van deze hoge en zware beroeping enig nader bescheid en volle verzekering te bekomen. Vergelijk Luk. 1:34.

Lu 1.34

27) duizend

Tot welke ik behoor. Uit Exod. 18:25; Deut. 1:15 blijkt dat het volk in duizenden door Mozes was afgedeeld, hebbende elk duizend zijn overste, enz.

Ex 18.25 De 1.15

1 Samuel 17:28

Job 32:6

13) minder van dagen,

Dat is, jonger van jaren. Zie boven, Job 30:1, en de aantekening.

Job 30.1

Job 32:9

18) groten

Dat is, de oude van jaren; zie boven, Job 30:1. De zin is, dat deze niet altijd wijs zijn, en niet eigenlijk noch voornamelijk door de oudheid.

Job 30.1
Copyright information for DutKant