Genesis 2:14
34) Hiddkel; Hebr. Chiddekel. Deze is eigenlijk de rivier Tigris, Dan. 10:4, hebbende alsnog de naam van Diglats of Tiglats, zoals enigen schrijven, maar het is hier een arm van de Eufraat, vloeiende in de rivier Tigris, en daarom ook Tigris genoemd. Da 10.4 35) Assur; Hebr. Aschschur; dat is Assyri, Assur genaamd naar Assur, den zoon van Sem, Gen. 10:22. Ge 10.22 36) Frath. Versta hierdoor den voornaamsten arm van de rivier de Eufraat, welke, omdat hij zeer groot is, den naam van de gehele rivier draagt. Zie van deze rivier onder Gen. 15:18; Deut. 1:7; Jer. 13:4. Ge 15.18 De 1.7 Jer 13.4 2 Samuel 8:3
5) Hadad-ezer, Ook genoemd Hadarezer, 1 Kron. 18:3. 1Ch 18.3 6) Zoba, Zie 1 Sam. 14:47. Dit meent men geweest te zijn het gedeelte van Syri, dat Sofene genoemd wordt; komende deze woorden Zoba, of Zova, en Sofene zeer na overeen. Zie ook onder, 2 Sam. 10:6. 1Sa 14.47 2Sa 10.6 7) hij heentoog David, of gelijk sommigen, Hadadezer. 8) om zijn hand Dat is, om zijn macht uit te strekken, enz. Anders, om zijn grenzen te stellen, of herstellen. [Hebreeuws, te doen wederkeren, of weder te brengen] aan de rivier Fraat; dat is Eufraat, welke landpale Isral van God beloofd was, en dienvolgens hem moest toegeigend worden. Vergelijk 1 Kron. 18:3, en zie Gen. 15:18, enz. 1Ch 18.3 Ge 15.18 1 Kings 4:21
34) En Salomo Wij hebben hier de vervulling der belofte dikwijls v¢¢r deze gegeven, gelijk Gen. 15:18; Exod. 23:31; Deut. 11:24; Joz. 1:4. Ge 15.18 Ex 23.31 De 11.24 Jos 1.4 35) rivier Namelijk Eufraat. Zie Gen. 2:14. Deze rivier was der Isralieten landpale tegen het noordoosten. Ge 2.14 36) [tot] Dit is hier ingevoegd uit 2 Kron. 9:26. 2Ch 9.26 37) het land der Filistijnen, Hetwelk hun pale was tegen het westen. 38) landpale van Egypte; Versta, de rivier Sichor, de zuidpale huns lands. 1 Kings 9:21
36) verbannen, Zie Deut. 2:34. De 2.34 37) op slaafsen uitschot Dat is, hij schatte hem als lijfeigenen. Zij woonden onder de Isralieten, en worden genaamd de slaven, of knechten van Salomo, Ezra 2:55; Neh. 7:57, omdat Salomo de ordinantie aangaande deze slaven gemaakt had. Deze hebben zich eerst moeten begeven tot de ware religie, anders zou Salomo hun deze weldaad niet hebben mogen doen, Deut. 7:2. Van het woord uitschot, zie ook boven, 1 Kon. 5:13. Ezr 2.55 Ne 7.57 De 7.2 1Ki 5.13 1 Chronicles 18:3
3) Hadar-ezer, Anders, Hadad-Ezer, #2Sam.8:3,5. 2Sa 8.3,5 4) hij heentoog, Enigen verstaan hier David; anderen Hadarezer. 5) zijn hand Dat is, zijn leger. Vergelijk 2 Sam. 8:3. 2Sa 8.3 2 Chronicles 9:26
34) rivier Namelijk, Eufraat, die door uitnemendheid, de rivier genoemd wordt. Zie Gen. 31:21. Hier is de vervulling der beloften aan Abraham gedaan, Gen. 15:18. Zie ook 1 Kon. 4:21, en de aantekening. Ge 31.21 15.18 1Ki 4.21 35) tot aan het land Merk hier de landpalen van Palestina; de rivier Eufraat was zijn pale oosten noordwaarts, het land der Filistijnen westwaarts, en Egypte zuidwaarts. Vergelijk Gen. 15:18. Ge 15.18
Copyright information for
DutKant