Genesis 2:4

6) geboorten

Dat is, oorsprong of beginselen. Verg. Ps. 90:2 met de aant.

Ps 90.2

7) de HEERE God

Na de voleinding van het werk der schepping, wordt hier allereerst God de naam van JEHOVAH gegeven, betekenende den zelfstandige, den zelfwezende, van zichzelven zijnde van eeuwigheid tot eeuwigheid en de oorsprong of oorzaak van het wezen aller dingen, waarom ook deze naam den waren God alleen toekomt. Onthoud dit eens voor al: waar gij voortaan het woord HEERE met grote letters geschreven vindt, dat aldaar in het Hebr. het woord JEHOVAH of korter JAH staat.

Exodus 3:14-15

18) IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL!

Anders, Ik ben die Ik ben, of, Ik zal zijn die Ik was; komende in den grond overeen met den naam Jehovah. Dit betekent, dat God, die Mozes zond, eeuwig is in wezen, getrouw in zijn beloften, en alvermogend in haar uitvoering; vergelijk Openb. 1:4,8, en Openb. 16:5; Hebr. 13:8.

Re 1.4,8 16.5 Heb 13.8
19) De HEERE, de God uwer vaderen,

Zie Gen. 2:4.

Ge 2.4

20) dat is Mijn gedachtenis

Alsof God zeide: Bij dezen naam zal men mijner altijd gedachtig zijn. Zie Ps. 102:13, en Ps. 135:13; Hos. 12:6. Anders, dit is mijn gedenkteken ten allen tijde.

Ps 102.12 135.13 Ho 12.5

21) van geslacht tot geslacht.

Hebreeuws, tot geslacht des geslachts.

Copyright information for DutKant