Genesis 2:9
21) goed Versta dit van de vruchten der bomen. 22) des levens Dat is, een teken des levens, betekenende dat de mens het leven van God ontvangen had en behouden zou, zo hij in zijne gehoorzaamheid volhardde, totdat het God believen zou hem in zijn hemelse onsterflijkheid op te nemen. 23) boom der kennis Alzo genaamd omdat de mens door het eten van dien boom ondervinden zou [of ondervonden heeft] wat goed hij daardoor verliezen en in wat kwaad hij vervallen zou.Genesis 3:22
42) Ziet, de mens is geworden als onzer n God verwijt hier den mens zijn hoogmoed, waardoor hij meende Gode gelijk te zullen worden, en nu ter contrarie zichzelven en al zijne nakomelingen in de grootste ellende en versmaadheid gebracht had. 43) dat hij zijne God heeft niet gewild dat de mens het teken des levens, hetwelk hij door zijne overtreding verloren had, gebruiken zou.Proverbs 11:30
82) vrucht Dat is, zijne onderwijzing en deugdzaamheid. 83) is een boom Dat is, gelijk een boom des levens, die wat goeds voortbrengt, waardoor de mens ten eeuwigen leven gevoed en gesterkt wordt; vergelijk boven Spreuk. 3:18. Pr 3.18 84) wie zielen Die de mensen trekt tot Gods kennis; vergelijk Matth. 4:19. Mt 4.19Proverbs 13:12
24) hoop Of, de hoop die vertrokken wordt; dat is, het goed dat men hoopt, doch niet krijgt, dan na lang uitstel des tijds; hoop voor de zaak die gehoopt wordt; Jes. 28:15; Rom. 8:24. Isa 28.15 Ro 8.24 25) begeerte, Dat is, het goed dat men begeert. Zie boven Spreuk. 10:24. Pr 10.24 26) een boom Dat is, ene zaak, die den mens zeer lief en aangenaam is, hem zeer verkwikt en veel goed doet. Vergelijk boven Spreuk. 3:18. Pr 3.18Proverbs 15:4
6) De medicijn Of, de gezondheid der tong; dat is, de gezonde redenen en zaligmakende leer, rakende het geloof en den wandel, die door de tong voorgesteld wordt. Vergelijk boven Spreuk. 12:18. Pr 12.18 7) boom Dat is, als een boom des levens, medebrengende het welvaren, niet alleen van het tijdelijke, maar ook van het eeuwige leven. Vergelijk boven Spreuk. 3:18. Pr 3.18 8) in dezelve Te weten, in de tong; zie boven Spreuk. 2:12. Pr 2.12 9) breuk Dat is, ene schade der ziel. Anders: ene verbreking door den wind; dat is een heftige verderving; gelijk de schepen door sterke winden in stukken gebroken worden; Ps. 48:8; Jer. 18:17. Ps 48.7 Jer 18.17
Copyright information for
DutKant