Genesis 20:3

8) in een

God heeft in voorgaande tijden zich geopenbaard door dromen, niet alleen den zijnen, maar ook aan degenen, die vreemd van zijn volk waren, en dat ten beste van de zijnen. Zie onder Gen. 28:12, en Gen. 31:24, en Gen. 40:8, en Gen. 41:1; Dan. 2:1, en Dan. 4:5.

Ge 28.12 31.24 40.8 41.1 Da 2.1 4.5

9) gij zijt

Anders, gij gaat sterven; dat is, gij zult straks sterven, zo gij deze vrouw niet terstond ongeschonden wedergeeft. Verg. onder Gen. 20:7, en zie deze manier van spreken onder Gen. 30:1, en Gen. 48:21, en Gen. 50:24.

Ge 20.7 30.1 48.21 50.24

Jonah 3:4

6) Nog veertig dagen

Dat is, na dien tijd, als die zal zijn verstreken, zal God deze stad uitroeien en verdoen. Voorbehouden in Gods raad de voorwaarde van bekering, gelijk de uitkomst heeft geleerd, en dit prediken van Jona, mitsgaders het uitstel van den voortgezetten tijd bedektelijk gaven te verstaan, en Gods Woord overal betuigt. Dit kan men nemen als een sommier, of kort begrip van Jona's predikatie.

7) omgekeerd

Dat is, uitgeroeid, verwoest worden. Deze manier van spreken wordt doorgaans in de Heilige Schrift gebruikt, bijzonder van Sodom, Gomorra, enz.

Jonah 3:10

26) hun werken

Met welke zij hun geloof en bekering betuigden.

27) het kwaad

Der straf.

28) gesproken had hun te zullen doen

Dat is, gedreigd had door Jona, in dier voege, gelijk Jona 3:4 is aangetekend.

Jon 3.4

29) Hij deed het niet

Verschonende hen voor dien tijd; maar daarna tot dezelfde boosheid [inzonderheid tegen Gods volk] weder vervallen zijnde, is deze koninklijke stad en de Assyrische monarchie uitgeroeid. Zie Ezech. 31; Nah. 1:1, enz.; Zef. 2:13, enz.

Na 1.1 Zep 2.13
Copyright information for DutKant