Genesis 21:1

1) bezocht

God bezoekt op twee‰rlei wijze: •f met enige bijzondere weldaad en vervulling zijner belofte, als onder Gen. 50:24; Exod. 4:31; Ruth 1:6; Ps. 8:5, gelijk het woord hier ook genomen wordt; •f met uivoering van dreigementen en straffen, Exod. 20:5; Deut. 5:9; Ps. 59:6; Jes. 27:1.

Ge 50.24 Ex 4.31 Ru 1.6 Ps 8.4 Ex 20.5 De 5.9 Ps 59.5 Isa 27.1

Job 5:24

44) bevinden,

Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen, Gen. 3:7, en Gen. 8:11; Num. 14:34, alzo in Job 5:25.

Ge 3.7 8.11 Nu 14.34 Job 5.25

45) tent

Dat is, huis, of woning, gelijk het volgende woord uitwijst; alzo onder, Job 8:22, en Job 11:14, enz. Zie ook 2 Kon. 13:5.

Job 8.22 11.14 2Ki 13.5

46) vrede is,

Dat is, voorspoed en welstand. Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

47) verzorgen,

Hebreeuws, bezoeken; dat is voorzien, gadeslaan en acht daarop geven, volbrengende uw schuldigen plicht jegens uw huisgezin. Alzo wordt God gezegd te bezoeken zijn volk; Ruth 1:6, als Hij het spijs heeft gegeven; den mens, Ps. 8:5, als Hij zorg voor hem draagt; zijn wijnstok, Ps. 80:15, als Hij hem beschermt tegen de vijanden. Vergelijk Gen. 21:1.

Ru 1.6 Ps 8.4 80.14 Ge 21.1

48) zult niet feilen.

Dat is, doende uw schuldigen plicht. In het voorstaan en verzorgen van uw huis, zult gij geen fout hebben, aangezien de Heere al uw doen wel zal laten gelukken. Het Hebreeuwse woord chata wordt ook voor feilen, of missen genomen, Richt. 20:16. Zie de aantekening aldaar.

Jud 20.16
Copyright information for DutKant