Genesis 21:31-33
44) Berseba, Welke naam hier en boven, Gen. 21:14, aan deze plaats en het omliggende land toegeschreven wordt; maar onder, Gen. 26:33, een stad in die landstreek gelegen, die daarna den stam van Juda toegeigend is; Joz. 15:28; 1 Kon. 19:3; doch door den stam van Simeon bewoond; Joz. 19:2, en is geweest de zuidpale van het land Kanan, gelijk Dan de noordpale; 2 Sam. 17:11, en 2 Sam. 24:2. Ge 21.14 26.33 Jos 15.28 1Ki 19.3 Jos 19.2 2Sa 17.11 24.2 45) naar der Versta naar Gerar, niet ver van deze plaats gelegen. 46) hij plantte Te weten, Abraham. 47) riep Ontvangen hebbende nieuwe oorzaak tot dankbaarheid, heeft hij den openbaren Godsdienst aldaar gepleegd, zie boven Gen. 4:26. Ge 4.26 48) des eeuwigen Hebr. van den God der eeuwigheid.
Copyright information for
DutKant