Genesis 22:16

29) bij Mijzelven,

Want Hij had geen meerderen, om bij te zweren; Hebr. 6:13. Zie ook Jer. 22:5. Elders zweert God bij zijn groten naam, Jer. 44:26; ook bij zijn ziel, Jer. 51:14; en bij zijn heiligheid, Amos 4:2. Dat is, bij zichzelven. In het volgende: spreekt. Hebr. Nem. Zie van dit woord Jer. 23:31.

Heb 6.13 Jer 22.5 44.26 51.14 Am 4.2 Jer 23.31

30) daarom

Versta hierdoor geen verdienende oorzaak der volgende belofte, die ook tevoren Abraham gedaan was, maar de vrucht of het einde der gehoorzaamheid Abrahams, die God uit genade met de vernieuwing zijner belofte, en met dezen zijn eed heeft willen vereren en belonen, tot meerdere versterking van het geloof Abrahams en zijner ganse kerk; zie hiervan Hebr. 6:13,14,17,18.

Heb 6.13,14,17,18

Romans 4:16

30) is zij

Namelijk de belofte van deze erfenis.

31) uit het geloof,

Dat is, onder voorwaarde van het geloof van God gedaan of gegeven.

32) naar genade zij;

Want geloof en genade gaan altijd tezamen, en het geloof steunt op de onveranderlijke genade Gods, niet op de werken of op zichzelven, Rom. 4:5; Ef. 2:8.

Ro 4.5 Eph 2.8

33) vast zij al den zade,

Want wij kunnen van de erve verzekerd worden alleen door het geloof, en niet door de werken der wet, dewijl niemand de wet onderhoudt, gelijk tevoren bewezen is. Zie ook Gal. 3:16,18.

Ga 3.16,18

34) uit de wet is,

Dat is, uit de Joden, wien de wet gegeven was. Want dat niemand uit de werken der wet een erfgenaam kan worden, is in Rom. 4:14 geleerd.

Ro 4.14

35) uit het geloof Abrahams is,

Dat is, die het geloof van Abraham navolgen, al zijn zij uit Abraham naar het vlees niet gesproten.

36) van ons allen;

Namelijk die geloven.

Galatians 3:14

50) de zegening van Abraham

Dat is, de genade der verzoening en der rechtvaardigmaking, alsook de erfenis des eeuwigen levens, die Abraham en zijn zaad beloofd was; Gen. 12:3, en Gen. 22:18.

Ge 12.3 22.18

51) tot de heidenen

Of, tot de volken; gelijk hem beloofd was, dat in hem alle volken zouden gezegend worden; Gen. 12:3.

Ge 12.3

52) komen zou

Dat is, afvloeien zou, gelijk uit de fontein.

53) in Christus Jezus,

Dat is, door Christus, als zijnde het gezegend zaad, dat Abraham beloofd was, Gal. 3:16.

Ga 3.16

54) wij

Zo Joden als heidenen.

55) de belofte des

Dat is, de geestelijke belofte, niet van tijdelijke, maar van eeuwige goederen.

56) door het geloof.

Dat is, door Christus met waar geloof aangenomen.

Copyright information for DutKant