Genesis 22:18
34) in uw Dat is, in Christus, die uit uw zaad naar het vlees voortkomen zal. Zie boven Gen. 12:3. Ge 12.3 35) zullen Zie Hand. 3:25; Gal. 3:8,16. Ac 3.25 Ga 3.8,16 36) alle Niet alleen, die uit uw vlees zullen voortkomen, maar ook alle andere volken, die in uw zaad aan den Messias geloven zullen. Zie Gal. 3:29. Ga 3.29 37) naardien Zie Gen. 22:16. Ge 22.16Deuteronomy 29:19
23) hij de woorden Te weten, die bij den wortel in Deut. 29:18 vergeleken is. De 29.18 24) vloeks hoort, Zie boven, Deut. 29:12. De 29.12 25) zegene in zijn hart, Dat is, den vloek dien hij hoort, in zijn hart veracht, en zich ter contrarie bij zichzelven gelukkig acht, alle welvaart en voorspoed zich belovende, ofschoon hij God en zijn woord veracht. 26) goeddunken zal wandelen, Of, inbeelding, speculatie, gedachte. Anders, hardigheid. Zie Jer. 3:17. Jer 3.17 27) dronkene te doen Of, de bevochting toe te doen bij den dorstige. Dit schijnt een spreekwoord geweest te zijn, genomen van droge aarde, die bevochtigd moet worden; alzo tracht deze haar vermeerdering der zonde, waarnaar hij als dorst, om zijn lust volkomenlijk te boeten; of van dronkaards, die vanzelf tot drinken genegen zijnde, nog daarenboven middelen zoeken om zich gans dronken en vol te maken. Alzo doet de goddeloze, die reeds boos genoeg zijnde, zichzelven nog lustig maakt om bozer te worden, zonde op zonde te hopen, en als ongevoelig geworden zijnde, zonder nadenken van kwaad tot erger voort te gaan. Vergelijk Job 34:7; Matth. 12:43,44,45; Ef. 4:19; Hebr. 6:8; 2 Petr. 2:20. Sommigen verstaan door den dronkene, of, overvloedig bevochtigde aarde, den dienst des waren Gods, die een fontein des levens is, en door den dorstige, den dienst der afgoden, zijnde als waterbakken, die geen water houden, Jer. 2:13. Job 34.7 Mt 12.43,44,45 Eph 4.19 Heb 6.8 2Pe 2.20 Jer 2.13Psalms 10:3
5) roemt Vastelijk menende dat hij zijn aanslag zal volbrengen en zijn wens verkrijgen. Anders: hij prijst naar den lust zijner ziel, dat is, wien hij maar wil; bij exempel den gierigaard, gelijk volgt. Of, hij beroemt zich over den wens zijner ziel; dat is, over zijn boze lusten, als hij die volbracht heeft. 6) zegent Dat is, hij houdt en rekent den onrechtvaardige, die door gierigheid den arme verdrukt, gelukkig te zijn. Zie Deut. 29:19. Anders, de gierige, [terstond genoemd goddeloze] vloekt [en] lastert den Heere; gelijk zegenen somtijds voor vloeken genomen wordt. Zie 1 Kon. 21:10. Of, de gierigaard zegent [zechzelven]. De 29.19 1Ki 21.10 7) lastert Of, tergt.Psalms 49:18-19
48) ziel Dat is, zichzelven voor gelukkig houdt, zie Deut. 29:19. Sommigen verstaan het van zijn weeldirig en overdadig leven, gelijk in het volgende gezegd wordt, en Luk. 12:19, en Luk. 16:25. De 29.19 Lu 12.19 16.25 49) zij u De dwaze kinderen der wereld u [gij dwazen rijken] loven en prijzen. 50) omdat Of, wanneer gij, enz.
Copyright information for
DutKant