Genesis 22:2

4) Neem

Elk woord kon des vaders hart doorsnijden. Dit en hetgeen onder Gen. 22:6,9,10, verhaarld wordt, kan ons enigszins afbeelden het genadewerk Gods, die zijn eigen, welbeminden Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgeven heeft, om onze zonden te dragen op het hout; Rom. 8:32; 1 Petr. 2:24.

Ge 22.6,9,10 Ro 8.32 1Pe 2.24

5) het land

Alzo, naar het algemeen gevoelen genoemd naar de uitkomst dezer verzoeking. Zie onder, Gen. 22:14, met de aant. Dit is het land, waarin Jeruzalem gelegen en de tempel op den berg Moria gebouwd is, 1 Kron. 22:1; 2 Kron. 3:1, ter zijde van den berg Zion, omtrent drie dagreizen van Berseba. Zie onder, Gen. 22:4.

Ge 22.14 1Ch 22.1 2Ch 3.1 Ge 22.4

6) offer hem

Dat is, dood hem eerst met uw eigen hand, en verbrand daarna het dode lichaam tot as toe; gelijk men doet met de beesten, die ten brandoffer ge‰igend zijn; Lev. 6:9,10, enz. Dit bevel was door geen natuurlijk vernuft, maar alleenlijk door het geloof, met Gods belofte en Abrahams vaderlijken plicht en genegenheid tot zijn enigen zoon overeen te brengen; maar van Gods verborgen raad en voornemen in dit bevel; zie op Gen. 22:1 en onder Gen. 22:12.

Le 6.9,10 Ge 22.1,12

7) brandoffer,

Zie de aantekening boven Gen. 8:20.

Ge 8.20

Genesis 22:14

26) Abraham

Vergelijkende zijn vertrouwen Gen. 22:8, met deze uitkomst.

Ge 22.8

27) HEERE

Versta, dat de berg Moria den naam heeft van het antwoord, dat Abraham zijn zoon gaf, Gen. 22:8, gelijk ook het woord Moria schier hetzelfde betekent; dat is, het gezicht Gods.

Ge 22.8

28) Op den

Een spreekwoord, gebruikt van degenen, die in den uitersten nood zijnde, en geen menselijke uitkomst ziende, zich op de trouwe voorzienigheid Gods verlieten.

1 Chronicles 22:1

1) Hier zal

Anders, hier is het huis; te weten, waar de dorsvloer van Ornan den Jebusiet was. Alsof David zeide: Nu zie ik dat God deze plaats heeft uitverkoren, dat Hij daar wil wonen, en dat wij Hem daar ordinairlijk dienen zullen, nu Hij mij door het vuur uit den hemel geantwoord heeft; boven, 1 Kron. 21:26. Zie Deut. 12:5,6,7.

1Ch 21.26 De 12.5,6,7

2 Chronicles 3:1

1) Moria,

Dat is, de berg des gezichts, op welken Abraham wat minder dan negen honderd jaren tevoren was bevolen geweest zijn zoon Izak te offeren. Van de reden en den oorsprong dezer benaming, zie Gen. 22:2,8,14, en de aantekening daarop.

Ge 22.2,8,14

2) gewezen was,

Namelijk, van den profeet Gad, 2 Sam. 24:18; 1 Kron. 21:18, enz. Anders, waar de [HEERE] zijnen vader David verschenen was, te weten, door het vuur, hetwelk uit den hemel gevallen was op het altaar en het offer, waarvan te zien is 1 Kron. 21:26.

2Sa 24.18 1Ch 21.18,26

3) Ornan,

Van welken David deze plaats gekocht had om den tempel daarop te bouwen; 2 Sam. 24:24; 1 Kron. 21:24,25.

2Sa 24.24 1Ch 21.24,25
Copyright information for DutKant