Genesis 23:3

5) op van

Als een gelovig patriarch, zijn droefenis en rouw over Sara matigende, willende haar nu een eerlijke begrafenis in een vreemd land bezorgen.

6) zonen

Anders, kinderen; alzo ook Gen. 23:5,7,10,11,16,18,20. Dat is, tot de regenten, of voornaamsten der Hethieten, die Kana„nieten waren, afkomstig van Heth, Chams kindskind. Zie boven, Gen. 10:15.

Ge 23.5,7,10,11,16,18,20 10.15

1 Samuel 26:6

5) antwoordde David,

Dat is, sprak, want er gaat geen vraag voor.

6) Hethiet,

Te weten, van afkomst, maar een Isra‰liet of Jodengenoot van religie. Eigenlijk worden Hethieten genoemd die van Heth, Kana„ns zoon, afkomstig waren. Zie Gen. 10:15, en Gen. 15:20.

Ge 10.15 15.20

7) Zeruja,

Deze was de zuster van David, zij heeft drie zonen gehad, te weten, Joab, Abisai en Asahel, die naar hun moeder genoemd worden de zonen van Zeruja, hier en 1 Kron. 2:16, vanwege de vermaardheid van David; maar van hun vader wordt geen gewag gemaakt.

1Ch 2.16

2 Samuel 11:11

20) ark,

Die zij in zware oorlogen plachten mede te nemen, om, in den nood zijnde, den Heere raad te vragen, gelijk te zien is Num. 31:6, 1 Sam. 4:4, en 1 Sam. 14:18, hoewel zulks ten aanzien der huichelaars [die ongelovig zijnde, zich op de uiterlijke genadetekenen tevergeefs verlaten] vruchteloos was.

Nu 31.6 1Sa 4.4 14.18

21) veld,

Hebreeuws, aangezicht des velds.

22) gij leeft en uw ziel leeft,

Zie Gen. 42:16.

Ge 42.16

23) indien ik deze zaak doen zal!

Waarop te verstaan is: Zo doe mij God dit en dat. Van zulk een afgebroken manier van spreken, in het eedzweren gebruikelijk, zie Gen. 14:23. Deze ijverige en godvruchtige redenen van Uria behoorden David wel bewogen te hebben, om zich aan deze vromen man niet verder te bezondigen.

Ge 14.23
Copyright information for DutKant