Genesis 23:6
8) een vorst Dat is, met wien God is, gelijk bov. Gen. 21:22, of een prins Gods, dat is, een voortreffelijk heer en vorst. Zie boven Gen. 13:10. Ge 21.22 13.10 9) keur Dat is, in de beste, uitgelezenste der graven. Verg. Jer. 22:7. Jer 22.7Jeremiah 21:14
21) over ulieden Dat is, Ik zal u straffen, zie Gen. 21:1. Ge 21.1 22) naar de vrucht Gelijk boven Jer. 17:10. Jer 17.10 23) vuur aansteken Zie 2 Kron. 36:19, en onder Jer. 52:13. 2Ch 36.19 Jer 52.13 24) haar woud, Jeruzalem, waarvan in Jer. 21:13. Door het woud kan men verstaan de schone gebouwen der stad, die getimmerd waren van hout, dat uit het woud van den Libanon gehouwen was. Vergelijk onder Jer. 22:7,23; of de ganse stad, met het land, zijnde vol volk, als een woud vol bomen. Vergelijk Ezech. 20:46, met de aantekening aldaar. Jer 21.13 22.7,23 Eze 20.46Jeremiah 22:14-15
25) zeer hoog Hebreeuws, een huis der maten; dat is, zonderling of bovenmate hoog of groot; vergelijk Num. 13:32. Nu 13.32 26) doorluchtige Waarin men lucht kan scheppen, of waar de wind kan doorwaaien, dat is, wijd, luchtig. 27) en hij houwt Anders: die mijne vensters voor zich daar uitscheurt, en dat met ceder beschoten is, en bemaalt het met menie, enz. Verstaande dat Jojakim uit Gods huis heeft laten uitbreken, tot gebruik van zijn gebouw, wat hem beliefde, latende het daarna met allerlei verwen zo overstrijken, dat men het niet kon merken. 28) bedekt Zijn huis is overal gezolderd en beschoten met cederen balken en planken. 29) aangestreken Hebreeuws, gezalfd, of zalvende; dat is, hij laat bestrijken, bemalen of beschilderen. 30) menie. Of, vermiljoen, of purperblauw; sommigen menen dat het eigenlijk is het Indisch blauw, gemaakt van Indische weede, of, [gelijk sommigen schrijven] gewassen in het Indisch riet, en in het Hebreeuws schaschar genoemd, van een volk in IndiĀ [Sasuri genoemd] vanwaar het zou komen. De zin is dat hij zijn huis met allerlei vreemde uitstekende kostelijke verwen en schilderijen versierd heeft. Vergelijk Ezech. 23:14, alwaar hetzelfde Hebreeuwse woord gevonden wordt. Eze 23.14 31) regeren, Dat is, uw koninkrijk tegen Gods dreigementen vast en bestendig maken. 32) mengt Dat is, aldus om strijd [gelijk men spreekt] boven uwen vader pronkt en praalt met cederen gebouwen? 33) vader De vrome koning Josia, gelijk onder Jer. 22:18. Jer 22.18 34) gegeten Dat is, bekwamelijk en vrolijk geleefd; zie Pred. 3:13. Ec 3.13 35) recht Gelijk boven Jer. 22:3. Jer 22.3 36) het ging hem Hebreeuws, toen [was] hem goed, of wel; alzo in het volgende. Vergelijk Jes. 3:10,11, alwaar de Hebreeuwse woorden betekenende goed en kwaad, ook alzo gebruikt worden, voor wel en kwalijk gaan. Isa 3.10,11
Copyright information for
DutKant