‏ Genesis 25:27

55) verstandig

Hebr. verstaande de jacht, dat is, jager.

56) een veldman;

Dat is, die liever op het veld dan tehuis was; zie boven, Gen. 9:20.

Ge 9.20

57) oprecht

Zie boven, Gen. 6:9.

Ge 6.9

58) wonende

Dat is, hij leidde een stil leven, zijnde niet woest noch uithuizig, zoals zijn broeder; maar de huislijke zaken en het veewerk verzorgende. Tot beiden dienende de tenten en hutten; zie boven, Gen. 4:20, en Hebr. 11:9.

Ge 4.20 Heb 11.9

‏ 1 Samuel 16:18

36) zaken,

Of, woorden. Anders, een welsprekend man.

37) de HEERE is met hem.

Dat is, hij is gezegend of gelukkig in al zijn aanslagen.

‏ Proverbs 6:11

15) als een wandelaar

Dat is, haastelijk en onvoorziens; gelijk een reizende man zich bespoedigt en gemeenlijk onverwachts overkomt.

16) als een gewapend

Hebreeuws, een man des schilds; dat is, die een schild draagt. Versta, een sterk gewapend man, die pleegt in te komen zonder vragen en niet lichtelijk weder kan uitgedreven worden.

Copyright information for DutKant