Genesis 26:11

18) aanroert,

Dat is, beschadigt, hetzij met woorden of werken, aan lijf, eer of goed. Aanroeren, voor: beschadigen, wordt ook gebruikt onder, Gen. 26:29; Joz. 9:19; Ruth 2:9; Job 1:11; Ps. 105:15; Zach. 2:8.

Ge 26.29 Jos 9.19 Ru 2.9 Job 1.11 Ps 105.15 Zec 2.8

19) zal voorzeker

Hebr. stervende gedood worden, of met den dood gedood worden.

Genesis 26:14-16

24) schapen,

Dat is, verscheidenheid van klein en groot vee; ze boven, Gen. 12:16.

Ge 12.16

25) groot

Dat is, veel werkvolk en grote bouwerij van akkers, wijngaarden, hoven, boomgaarden. Zie Job 1:3.

Job 1.3
26) die zijns

Zie boven, Gen. 21:25.

Ge 21.25

27) met aarde.

Hebr. met stof.

28) van ons,

Hebr. van met ons.

Copyright information for DutKant