Genesis 28:15

24) Ik ben

Zie boven, Gen. 21:22, en Gen. 26:24.

Ge 21.22 26.24

25) totdat Ik

Dat is, nimmermeer; zoals deze manier van spreken dikwijls gebruikt wordt; 2 Sam. 6:23; Matth. 1:25, en Matth. 18:34.

2Sa 6.23 Mt 1.25 18.34

1 Corinthians 15:24-26

63) het einde zijn,

Namelijk van deze tegenwoordige eeuw of wereld, of van deze regering van Christus, die hij nu als Middelaar bedient.

64) Hij

Namelijk Christus.

65) het koninkrijk

Namelijk dat Hij nu als Middelaar bedient, door de predikatie des Woords Zijne kerk vergaderende, door Zijnen Geest haar wederbarende, en door Zijne kracht tegen de vijanden beschermende. Want dat zal alsdan niet meer nodig zijn.

66) Gode en den Vader

Dat is, Gode, die daar is Vader, namelijk van Christus, en ook der gelovigen; Joh. 20:17.

Joh 20.17

67) teniet gedaan hebben

Dat zij niet alleen de overhand niet hebbe, maar ook niet meer is.

68) alle heerschappij, en alle

Dit verstaan sommigen van alle overheden, ook wettige en goede, want die zullen alsdan niet meer van node zijn; anderen, van alle heerschappij en macht, hetzi der onreine geesten, of der mensen, die zich tegen Christus' rijk gesteld hebben.

69) als koning heersen,

Dat is, zijn koninklijk ambt als Middelaar volvoeren. Dat dan Ps. 110:1 gezegd wordt [waarop de apostel hier ziet], dat Hij zou zitten ter rechterhand Gods, wordt hier uitgelegd van den apostel, heersende als koning, gelijk ok in denzelfden Ps. 110:2, heers in het midden van uwe vijanden.

Ps 110.1,2

70) totdat Hij al

Daarom, zolang dit niet is volvoerd, zal Christus de gelovigen uit den dood niet opwekken. En daarna zal Hij ophouden te regeren of heersen, op zulke wijze gelijk Hij nu als Middelaar doet.

71) de vijanden

Namelijk Zijns koninkrijks, en voornamelijk de duivel en al zijne instrumenten, die zich tegen Hem stellen, of niet willen dat Hij over hen zal heersen; Luk. 19:27.

Lu 19.27

72) onder Zijne voeten

Dat is, ten enenmale overwonnen en vernield zal hebben. Zie Joz. 10:24.

Jos 10.24
73) De laatste

Dat is, die laatst zal overwonnen en teniet gedaan worden.

74) vijand, die

Namelijk des levens en de zaligheid der mensen. Want de dood vernielt het leven, en is daardoor als een vijand der natuur.

75) teniet gedaan wordt, is

Dat is, weggenomen wordt, en in plaats van dien het leven wederom door de opstanding gegeven. Zie 1 Cor. 15:54.

1Co 15.54

76) de dood.

Namelijk de tijdelijke en lichamelijke dood; want daarvan wordt hier gesproken.

1 Corinthians 15:28

83) onderworpen worden

Namelijk afgelegd hebben, niet Zijn goddelijke natuur en macht, maar deze wijze van bediening van Zijn Middelaarsambt, welke Hij, als een gezant des Vaders, alsdan volkomen volbracht en uitgevoerd zal hebben.

84) God zij

Namelijk de Vader.

85) alles in allen.

Dat is, zijne gemeente voorts door Hem zelf, als ware God met den Zoon en den Heiligen Geest zonder middel verheerlijke.

Copyright information for DutKant