Genesis 29:14

15) mijn gebeente

Dat is, mijn verwant, mijn maagschap. Zie dergelijke manier van spreken boven, Gen. 2:23, en Richt. 9:2; 2 Sam. 19:12,13, en 1 Kron. 11:1, als ook in het geestelijke, Ef. 5:30.

Ge 2.23 Jud 9.2 2Sa 19.12,13 1Ch 11.1 Eph 5.30

16) een volle

Hebr. een maand der dagen, dat is, een volle maand, of, zoveel dagen als er in een maand gaan. Alzo is een jaar der dagen, onder Gen. 41:1, te zeggen een geheel jaar.

Ge 41.1

Deuteronomy 17:15

25) ganselijk

Hebreeuws, stellende stellen; dat is, gij zult geen ander mogen stellen dan dien, enz.

26) uwer broederen

Dat is, hij zal een Isra‰liet moeten zijn.

Copyright information for DutKant