Genesis 31:19

29) de terafim,

Terafim zijn geweest een soort van beelden naar figuur van een mens gemaakt; 1 Sam. 19:13,16, tot afgoden, Gen. 31:30,32, om die van toekomende dingen te vragen; Ezech. 21:21, en waardoor zij van den duivel antwoord kregen, naar waarheid of naar leugen; Zach. 10:2. Van de terafim wordt ook gesproken Richt. 17:5, en Richt. 18:14,17,18,20; 1 Sam. 15:23; 2 Kon. 23:24, en Hos. 3:4. Deze terafim heeft Laban [hoewel de ware God hem niet onbekend was, boven, Gen. 30:27, en in dit hoofdst. Gen. 31:24,29], godsdienstige eer bewezen, willende aldus tezamen God en de afgoden dienen, of de kennis van den waren God gans door afgoderij in ongerechtigheid tenonder houden. Dit is de eerste plaats waar de Heilige Schrift van de afgoden spreekt, alhoewel zij er tevoren lang geweest zijn.

1Sa 19.13,16 Ge 31.30,32 Eze 21.21 Zec 10.2 Jud 17.5 18.14,17 Jud 18.18,20 1Sa 15.23 2Ki 23.24 Ho 3.4 Ge 30.27 31.24,29

Ezekiel 21:21

70) zal aan de

Te weten als hij met een heirleger uit zijn land zuidwaarts optrekken zal om een krijgstocht te doen. In het Hebreeuws wordt de verleden tijd gebruikt: heeft gestaan, om te tonen de zekerheid van dit verhaal, alsof het alrede geschied ware.

71) wegscheiding

Hebreeuws, moeder van den weg. Versta, een tweesprong, of tweeweg, die in twee wegen verdeeld wordt. De wegscheiding is ene moeder der wegen genaamd, omdat daaruit andere wegen voortkomen, gelijk uit ene moeder kinderen.

72) staan,

Te weten, gelijk een die twijfelt welken weg hij ingaan zal, namelijk die ter rechterhand ligt, of die ligt ter linkerhand.

73) het hoofd van twee wegen,

Dat is, het begin, den ingang; zie boven Ezech. 16:25, en de aantekening.

Eze 16.25

74) waarzegging te gebruiken;

Hebreeuws, waarzegging te waarzeggen; dat is waarzegging te gebruiken, of met waarzegging om te gaan; zie van het woord waarzegging, Spreuk. 16:10. De zin is dat hij de kunst zijner afgodische waarzegging zou in het werk stellen, om te zien welken weg hij ingaan zou.

Pr 16.10

75) slijpen;

Te weten ten einde dat ze hem, als hij die naar zijn bijgelovige manier gebruikt zou hebben, te verstaan mochten geven welken weg hij kiezen zou. Anderen vertalen het woord pijlen, messen, welke geveegd en genet werden, als men vele offeranden daarmede gedaan had, uit welke de heidenen hunne waarzeggingen maakten.

76) terafim

Zie Gen. 31:19.

Ge 31.19

77) vragen,

Te weten om raad.

78) lever bezien.

Te weten van hun geslachte beesten. Uit de gestaltenis nu der lever oordeelden zij naar hun afgodische bijgelovigheid, wat hun te doen of te laten stond.

Zechariah 10:2

6) Want de terafim spreken ijdelheid,

Of, zekerlijk, gewisselijk, enz. Dat is, de reden, waarom de godzaligen van God verzoeken hetgeen hun van node is, te weten, omdat de afgoden niets dan ijdelheid zijn; zie Ps. 115:3,4, enz. Zie ook Jer. 10:8; Hab. 2:18; van terafim zie Gen. 31:19.

Ps 115.3,4 Jer 10.8 Hab 2.18 Ge 31.19

7) zien valsheid,

Dat is, hier te zeggen profeteren of voorzeggen, te weten, door den mond hunner profeten.

8) daarom

Te weten, omdat zij de beelden geeerd en de waarzeggers geloofd hebben.

9) zij

Te weten, de Joden van uwe vaders.

10) henengetogen als schapen,

Te weten, in de gevangenschap naar Babyloni‰.

11) zij zijn onderdrukt geworden;

Of, zij hebben openlijk betuigd, of gesproken, dat zij geen herder hadden.

12) geen herder.

Dewijl de priesters en de regenten hun ambt niet betrachtten, noch het volk van die afgoderij aftrokken. Verg. Jer. 23:1; Ezech. 34:2; Matth. 9:36.

Jer 23.1 Eze 34.2 Mt 9.36
Copyright information for DutKant